ECLI:NL:GHAMS:2024:126
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Vergoeding kosten rechtsbijstand en schadevergoeding in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 27 december 2022. Het hoger beroep is ingesteld door de appellant, die verzocht om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en schadevergoeding in verband met een strafzaak. De appellant heeft een aantal bedragen opgegeven, waaronder € 340,00 voor rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure, € 480,00 voor schade door de ondergane verzekering, € 15.000,00 voor immateriële schade door vervolging, en € 10.164,00 voor rechtsbijstand in de strafzaak. Het hof heeft de verzoeken beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank het verzoek tot vergoeding van € 390,00 heeft toegewezen, maar dat de overige verzoeken niet konden worden toegewezen. Het hof heeft geoordeeld dat de schadevergoeding voor psychische schade niet kan worden toegewezen, omdat deze niet voortkomt uit de inverzekeringstelling. Ook de kosten voor rechtsbijstand in de discussie met de officier van justitie over de sepotcode zijn afgewezen. Het hof heeft echter wel gronden van billijkheid gevonden voor de toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. Uiteindelijk heeft het hof de appellant een totale vergoeding van € 9.033,00 toegekend, bestaande uit € 390,00 op basis van artikel 533 Sv en € 8.643,00 op basis van artikel 530 Sv. De beschikking is ondertekend door de jongste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.