In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 september 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1967, was aangeklaagd voor rijden onder invloed. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte behandeld na een zitting op 4 april 2024. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van €1500,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 210 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk. De verdediging betoogde dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk was in de vervolging, omdat de dagvaarding onjuist zou zijn en er geen sprake zou zijn van recidive. Het hof heeft echter geoordeeld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit wel degelijk relevant is. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met inachtneming van enkele aanpassingen in de bewijsvoering en de opgelegde sancties. De beslissing van het hof is gebaseerd op de wettelijke bepalingen en de beginselen van een goede procesorde, waarbij het hof de argumenten van de verdediging heeft verworpen.