Op 26 maart 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een belastingzaak waarin de inspecteur van de Belastingdienst een verzoek tot beperkte kennisneming heeft ingediend. Dit verzoek betreft een stuk dat door de inspecteur is aangeduid als een melding, dat geheim gehouden dient te worden voor de belanghebbende, [X]. De mondelinge behandeling van dit verzoek vond plaats op 19 maart 2024, waarbij belanghebbende aanwezig was en de inspecteur vertegenwoordigd werd door mr. drs. [A] en [B].
Het Hof heeft vastgesteld dat er gewichtige redenen zijn om delen van het stuk geheim te houden, zoals bedoeld in artikel 8:29 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De geheimhoudingskamer heeft het dossier in handen gekregen en heeft kennisgenomen van het volledige dossier. Het Hof benadrukt dat in beginsel alle op de zaak betrekking hebbende stukken ter beschikking moeten worden gesteld, maar dat geheimhouding mogelijk is indien de redenen voor geheimhouding zwaarder wegen dan het belang van onbeperkte kennisneming.
In deze zaak is het belang van privacy van de personen die melding maken van fiscale misstanden als voldoende gewichtige reden aangemerkt om geheimhouding toe te passen. Het Hof heeft besloten dat aan belanghebbende alleen de geherformuleerde delen van het stuk bekendgemaakt worden, en dat de kamer die de hoofdzaak behandelt zal onderzoeken of belanghebbende akkoord gaat met kennisname van de volledige tekst.
De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze tussenuitspraak.