ECLI:NL:GHAMS:2024:1171

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.307.461/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bewindvoerder in hoger beroep en de rol van de onderbewindgestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep dat is ingesteld door de bewindvoerder van een onderbewindgestelde, [X.]. De bewindvoerder heeft zich verbonden tot nakoming van de verbintenissen uit een huurovereenkomst, maar het hof moest zich de vraag stellen of de bewindvoerder ontvankelijk is in het hoger beroep of dat alleen [X.] zelf bevoegd is om hoger beroep in te stellen. Het hof oordeelt dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk is omdat [X.] zelf als procespartij moet optreden. De bewindvoerder heeft echter de mogelijkheid om alsnog een akte in te dienen waarin [X.] instemt met de verschijning van de bewindvoerder in de procedure.

Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat het bewind op zichzelf de bevoegdheid van de rechthebbende om zelfstandig in rechte op te treden niet aantast, tenzij er een beperking voortvloeit uit het bewind. De bewindvoerder heeft aangevoerd dat zij bevoegd is om in hoger beroep te procederen, maar het hof concludeert dat [X.] enkel hoofdelijk verbonden is tot nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst en dat dit medeschuldenaarschap niet onder de werking van de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek valt. Hierdoor is de overeenkomst rechtsgeldig en moet [X.] zelf als procespartij optreden.

Het hof verwijst de zaak naar de rol voor het nemen van een akte door de bewindvoerder, waarbij [X.] kan instemmen met de verschijning van de bewindvoerder. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan, en de zaak wordt op 28 mei 2024 opnieuw behandeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.307.461/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8708917/ CV EXPL 20-14998
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2024
in de zaak van
B&O DIENSTVERLENING B.V.,
gevestigd te Oosthuizen,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[X.],
appellante,
advocaat: mr. L. Stolk-Hogeterp te Zaandam,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. [bedrijf],
wonend te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.J. Woltring te Haarlem.
Partijen worden hierna de bewindvoerder, [X.] en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Het hof heeft in deze zaak op 3 oktober 2023 een tussenarrest gewezen (hierna: het tussenarrest). De zaak is daarbij naar de rol verwezen voor een akte aan de zijde van de bewindvoerder, waarop [geïntimeerde] bij antwoordakte zou kunnen reageren.
Vervolgens hebben partijen de bedoelde aktes genomen, waarna weer arrest is gevraagd.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenarrest heeft het hof, onder meer, als volgt overwogen:
4.8.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de bewindvoerder ontvankelijk is in het hoger beroep. De vraag is of de bewindvoerder bevoegd is om in hoger beroep te procederen of dat alleen [X.] zelf bevoegd is hoger beroep in te stellen. Partijen hebben zich daar nog niet over uitgelaten en zij krijgen de gelegenheid dat bij akte alsnog te doen. Voor het geval het hof tot het oordeel mocht komen dat de bewindvoerder in het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat alleen [X.] bevoegd is zelfstandig hoger beroep in te stellen, geldt dat [X.] alsnog in rechte kan verschijnen. Voor dat geval zal het hof de bewindvoerder in de gelegenheid stellen bij akte een verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat [X.] ermee instemt dat hij de appelprocedure als formele procespartij van de bewindvoerder overneemt.
2.2.
De bewindvoerder heeft zich in haar akte op het standpunt gesteld dat zij bevoegd is om in hoger beroep te procederen. Zij legt hieraan het volgende ten grondslag.
De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (artikel 1:441 lid 1 BW). De rechthebbende mist in zoverre procesbevoegdheid. Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een eventuele procedure over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij. De voor de huurder uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen moeten worden aangemerkt als zo’n ‘goed’ in de zin van artikel 1:431 en 1:434 BW. Op grond hiervan heeft de Hoge Raad bij arrest van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) geoordeeld dat de bewindvoerder ten behoeve van de rechthebbende als formele procespartij optreedt in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Een redelijke wetstoepassing brengt met zich dat als de bewindvoerder tijdens een procedure ervan op de hoogte raakt dat een rechthebbende zelf als partij is betrokken, hij in dat geding kan verschijnen om dit als formele procespartij over te nemen. Hiermee strookt dat de bewindvoerder een rechtsmiddel kan aanwenden tegen een rechterlijke uitspraak in een geding waarin de rechthebbende zelf partij was.
[X.] stemt bovendien in met de verschijning van de bewindvoerder in de procedure, aldus de bewindvoerder.
2.3.
[geïntimeerde] meent dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk is in het hoger beroep en stelt hiertoe het volgende.
[X.] stond al onder bewind voordat de procedure begon en heeft niet kenbaar gemaakt dat dat zo was. Ten onrechte heeft hij dat ook niet kenbaar gemaakt bij ondertekening van de huurovereenkomst. Dit komt voor zijn risico. De advocaat van de bewindvoerder heeft [X.] vanaf het begin bijgestaan. Zij had kunnen, althans moeten weten dat [X.] onder bewind stond. Het bevreemdt [geïntimeerde] overigens dat de bewindvoerder kennelijk geen correspondentie onder ogen heeft gekregen waaruit zij had kunnen concluderen dat [X.] een huurovereenkomst had getekend en dat [X.] vervolgens een hele procedure heeft gevoerd. Een bewindvoerder kan niet in een lopende procedure als partij gaan optreden, aldus [geïntimeerde] .
De bewindvoerder is niet-ontvankelijk
2.4.
Het hof stelt voorop dat het bewind op zichzelf niet de bevoegdheid van de rechthebbende aantast om zelfstandig in rechte op te treden. Het tast dus evenmin zijn bevoegdheid aan om zelfstandig rechtsmiddelen aan te wenden, tenzij uit het bewind een beperking op die procesbevoegdheden voortvloeit. Een dergelijke beperking kan voortvloeien uit artikel 1:438 BW (zie Hoge Raad 17 maart 2023, ECLI:HR:NL:2023:429).
2.5.
In artikel 1:438 BW staat dat het beheer over de onder bewind staande goederen aan de bewindvoerder toekomt en dat de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of met machtiging van de kantonrechter over de onder bewind staande goederen kan beschikken. Volgens artikel 1:439 BW is een beschikkingshandeling bij het ontbreken van die medewerking of machtiging ongeldig jegens een partij die het bewind kende of behoorde te kennen.
2.6.
[X.] is geen (mede)huurder geworden door ondertekening van de huurovereenkomst. Hij heeft zich enkel hoofdelijk verbonden tot nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen van de huurder (M2 Mobility B.V.). Een dergelijk medeschuldenaarschap valt niet onder de werking van de artikelen 1:438 en 1:439 BW. Het gaat immers niet om een beheers- of beschikkingshandeling van [X.] met betrekking tot de onder bewind staande goederen, maar juist om een andere rechtshandeling die tot (nieuwe) schulden leidt (zie ook Kamerstukken II 15 350, nr. 3, p. 22). Dit betekent dat de overeenkomst, in beginsel, rechtsgeldig is en dat [X.] zelf als procespartij moet optreden, zoals in eerste aanleg ook is gebeurd. Omdat in hoger beroep niet [X.] zelf, maar de bewindvoerder is verschenen, is deze niet-ontvankelijk.
2.7.
Zoals in het tussenarrest is overwogen, kan [X.] alsnog in rechte verschijnen. Dit strookt met de deformaliseringsgedachte die blijkt uit, onder meer, voornoemd arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525). Het hof zal de bewindvoerder dan ook in de gelegenheid stellen bij akte een verklaring in het geding te brengen waaruit blijkt dat [X.] ermee instemt dat hij de appelprocedure als formele procespartij overneemt. Het volstaat ook als de advocaat van de bewindvoerder zich bij de te nemen akte stelt voor [X.] .
2.8.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van deze akte. Bij het tussenarrest is al voorgehouden dat de bewindvoerder een dergelijke akte zou mogen nemen voor het geval dat het hof tot het oordeel zou komen dat de bewindvoerder niet-ontvankelijk is. [geïntimeerde] heeft dit blijkens zijn antwoordakte voor kennisgeving aangenomen. Gelet hierop en omdat de akte geen inhoudelijk standpunt van de bewindvoerder zal (mogen) inhouden, ziet het hof geen aanleiding om [geïntimeerde] in de gelegenheid te stellen te reageren op de te nemen akte.

3.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 28 mei 2024 voor een akte aan de zijde van de bewindvoerder met het hiervoor onder 2.7. omschreven doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. de Greef, J.C. Toorman en F. Sepmeijer en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.