ECLI:NL:GHAMS:2024:1150

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
23-001853-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2019. De verdachte, geboren in 1973, was beschuldigd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het vervoeren van ongeveer 1 kilogram cocaïne op 31 januari 2017 en het aanwezig hebben van ongeveer 100 kilogram cocaïne in een woning in Amsterdam in de periode van 28 tot en met 31 januari 2017. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 22 maart 2024 heeft de verdachte verklaard niets te weten van de cocaïne en dat hij de auto en het huurcontract op verzoek van een ander op zijn naam had gezet.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen forensisch bewijs is dat de verdachte verbindt aan de aangetroffen cocaïne. Ondanks de belastende omstandigheden, zoals de tenaamstelling van de auto en het huurcontract, kon het hof niet concluderen dat de verdachte de vereiste wetenschap had van de cocaïne. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de griffier aanwezig, en is openbaar uitgesproken op 5 april 2024.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001853-19
datum uitspraak: 5 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 mei 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-659125-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
adres: [adres 1] ,

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1 kilogram cocaïne (aangetroffen in een voertuig gekentekend [kenteken] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2/B/C Opiumwet)
2.
hij in of omstreeks de periode 28 januari 2017 tot en met 31 januari 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 100 kilogram cocaïne (aangetroffen in een woning gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet (artikel 2/C Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1
(opzettelijk vervoeren van cocaïne)en onder 2
(opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne)tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Vrijspraak

Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
De politie heeft op 31 januari 2017 – naar aanleiding van een melding over diefstal uit een voertuig – een Opel Vivaro met kenteken [kenteken] (verder: de auto) staande gehouden. In de auto zat één persoon: de verdachte. De auto werd in beslag genomen omdat een verborgen ruimte achter de achterbank werd aangetroffen. Vervolgens werd in het dashboardkastje een pakket met één kilogram cocaïne aangetroffen. Daarnaast werden in de auto een transponder en twee sleutels aangetroffen. Deze sleutels en transponder gaven toegang tot een woning aan de [adres 2] (verder: de woning). In een kledingkast in één van de slaapkamers in die woning zijn vervolgens 99 blokken met in totaal ongeveer 100 kilogram cocaïne aangetroffen. De auto en het huurcontract van de woning stonden op naam van de verdachte. Het strafrechtelijk onderzoek wijst op betrokkenheid van verschillende personen bij de aangetroffen cocaïne.
De verdachte heeft – samenvattend – verklaard dat hij niets wist van de cocaïne die is aangetroffen in de auto en de woning, dat hij de auto en het huurcontract van de woning op verzoek van [naam] op zijn naam heeft gezet, dat [naam] in ruil daarvoor onderdak en geld regelde voor hem en dat hij vanwege de hulp die [naam] hem bood deed wat [naam] van hem vroeg.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
In dit strafrechtelijk onderzoek is uitvoerig forensisch onderzoek verricht en dat heeft verschillende ‘matches’ opgeleverd. Geen van de aangetroffen sporen leidt echter naar de verdachte. Een DNA-match of een dactyloscopisch spoor dat kan wijzen op betrokkenheid van de verdachte bij de vervoerde en opgeslagen cocaïne ontbreekt. Uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting kan worden afgeleid dat de verdachte de rechtens vereiste wetenschap – in onvoorwaardelijke of voorwaardelijke zin – heeft gehad van de in de auto en woning aangetroffen cocaïne. De bovenvermelde voor de verdachte belastende omstandigheden, namelijk de tenaamstelling van de auto, het besturen door de verdachte daarvan, het huurcontract van de woning en het aantreffen van de cocaïne in het dashboardkastje van de auto en in de woning, leveren weliswaar (sterke) aanwijzingen voor zijn betrokkenheid op, maar rechtvaardigen naar het oordeel van het hof niet de conclusie dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van de hem tenlastegelegde feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Heft ophet reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. H.A. Stalenhoef en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. S. Bonset, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
5 april 2024.
mr. M.F.J.M. de Werd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.