ECLI:NL:GHAMS:2024:1117
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- D.A.C. Koster
- P.F.E. Geerlings
- G.J.M. Kruizinga
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep van zowel de officier van justitie als de verdachte
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 oktober 2023. De zaak betreft een strafrechtelijke procedure waarin zowel de officier van justitie als de verdachte hoger beroep hebben ingesteld. Tijdens de zitting op 12 april 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd om zowel de officier van justitie als de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, op basis van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsvrouw van de verdachte heeft dit verzoek ondersteund.
De officier van justitie heeft op 17 oktober 2023 hoger beroep ingesteld, gevolgd door een hoger beroep van de verdachte op 18 oktober 2023. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep begon op 28 november 2023. Echter, op 24 januari 2024 heeft de advocaat-generaal aangegeven het hoger beroep in te trekken, en op 1 februari 2024 heeft de raadsvrouw namens de verdachte hetzelfde gedaan. Hierdoor zijn beide partijen niet langer gebonden aan hun eerdere bezwaren tegen het vonnis van de rechtbank.
Het hof heeft geconcludeerd dat er geen rechtens te respecteren belang is dat een nader onderzoek rechtvaardigt. Daarom zijn zowel de officier van justitie als de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en het arrest is openbaar uitgesproken op 12 april 2024.