ECLI:NL:RBNHO:2023:10572

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
20 oktober 2023
Zaaknummer
15.052487.23
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag tijdens familieruzie met mes

Op 21 februari 2023 vond er in Bergen een worsteling plaats tussen de verdachte en zijn broer, waarbij de broer ernstig gewond raakte door een stanleymes dat de verdachte vasthield. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en een meldplicht bij de Reclassering. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare zitting op 21 september 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet met opzet handelde, maar wel de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel aanvaardde door met een mes in de hand te vechten. De rechtbank hield rekening met de paniekstoornis van de verdachte en de impact van het voorval op de familie. Uiteindelijk werd de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag, maar kreeg hij een lichtere straf vanwege zijn spijt en de herstelde relatie met zijn broer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.052487.23 (P)
Uitspraakdatum: 5 oktober 2023
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 september 2023 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. C.J. Booij, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.M.R. te Baerts, advocaat te Maastricht, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 februari 2023 in de gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de borststreek, althans het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 februari 2023 in de gemeente Bergen (NH) aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een zeer grote snijwond en/of letsel aan de rechterlong, heeft toegebracht door die [slachtoffer] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de borststreek te steken en/of te snijden;
Meer subsidiairhij op of omstreeks 21 februari 2023 in de gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de borststreek, althans het bovenlichaam, heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit, waarbij de officier van justitie ervan uitgaat dat de verdachte zijn broer doelbewust heeft gestoken en dus gehandeld heeft met vol opzet.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat sprake is geweest van een ongeluk en dat de verdachte geen opzet heeft gehad op het doden dan wel zwaar verwonden van zijn broer, [slachtoffer]. Gelet hierop dient de verdachte integraal te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Bewijsmiddelen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Overwegingen over het bewijs
De verdachte en het slachtoffer ([slachtoffer]) zijn broers en behoren tot een gezin met nog meer kinderen. Alleen [slachtoffer] woont nog thuis bij zijn ouders aan de [adres 2] (Noord-Holland). Al langere tijd zijn er problemen tussen beide ouders waarbij de kinderen betrokken en ook verdeeld raken. Op dinsdag 21 februari 2023 ontstond in de woning van de ouders een ruzie tussen de ouders, waarbij [slachtoffer] betrokken raakte. Na een telefoontje komt de verdachte naar het huis en vindt er vervolgens een worsteling plaats tussen de verdachte en [slachtoffer], waarbij op een zeker moment [slachtoffer] zeer ernstig gewond is geraakt door het opengeklapte stanleymes dat de verdachte in zijn hand had. Bij [slachtoffer] wordt een lange en deels diepe huidwond geconstateerd, waarbij inwendig letsels zijn veroorzaakt, waaronder twee doorgesneden ribben en schade aan de rechter long. Door de artsen wordt geconcludeerd dat sprake was van in potentie zeer ernstig letsel, waarbij zonder adequate medische behandeling [slachtoffer] zeer waarschijnlijk was overleden.
Tegenover de politie en de rechter-commissaris hebben verschillende familieleden wisselende verklaringen afgelegd over de toedracht van het gebeurde. De rechtbank heeft de verklaringen daarom met behoedzaamheid gewogen.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte vanwege de ruzie naar zijn ouderlijk huis is gekomen. Bij binnenkomst heeft hij het mes getoond en opengeklapt om [slachtoffer] bang te maken. [slachtoffer] is vervolgens op hem afgerend en tijdens de daaropvolgende worsteling zijn ze samen ten val gekomen, waarbij [slachtoffer] volgens de verdachte per ongeluk door het mes is geraakt.
De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden is of de verdachte opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van (potentieel dodelijk) letsel of dat – zoals door de verdachte is gesteld – sprake is geweest van een ongeluk.
Vol opzet?
Anders dan de officier van justitie en met de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de intentie heeft gehad om zijn broer [slachtoffer] te doden. Van vol opzet is daarom geen sprake. Hierbij is het volgende van belang.
De verdachte heeft van meet af aan ontkend zijn broer bewust te hebben gestoken. Uit de verklaringen van [slachtoffer] zelf en de ouders volgt evenmin dat zij op enig moment hebben gezien dat de verdachte (een) doelbewuste steekbeweging(en) richting [slachtoffer] heeft gemaakt. Uit de verklaringen volgt vooral dat er een worsteling was tussen de verdachte en [slachtoffer] en dat er op enig moment plotseling veel bloed was en een grote verwonding bij [slachtoffer]. Gegeven deze omstandigheden kan niet worden vastgesteld dat de verdachte willens en wetens geprobeerd heeft zijn broer te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Het feit dat de verdachte direct na het incident is weggegaan en door hem via internet is gezocht naar onder meer “steekpartij in Bergen, straf van steekpartij en 112alarm Kerkedijk Bergen”, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Deze gedragingen achteraf geven immers geen directe informatie over de intentie waarmee de verdachte eerder zou hebben gehandeld. In dat geval wijst de rechtbank ook op de omstandigheid dat bij de verdachte sprake was van een paniekstoornis, hetgeen mogelijk past bij dergelijk gedrag.
Voorwaardelijk opzet
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte tijdens de hoog oplopende ruzie een (zeer scherp) mes heeft meegebracht, getoond en vervolgens heeft opengeklapt. Vervolgens is de ruzie dusdanig geëscaleerd dat er een worsteling is ontstaan tussen de verdachte en [slachtoffer]. De verdachte, [slachtoffer] en moeder verklaren dat sprake was van een forse vechtpartij, waarbij over en weer sprake was van duwen en trekken en [slachtoffer] bovendien een boksbeugel in zijn hand had. Tijdens deze worsteling, die plaatsvond in de kleine ruimte tussen het achterraam van de woonkamer en de eettafel, had de verdachte het opengeklapte stanleymes voortdurend in zijn hand. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke worsteling, waarbij in een kleine ruimte met een scherp mes in de hand ongecontroleerde, krachtige bewegingen worden gemaakt in de dichte nabijheid van iemands bovenlichaam, in zijn algemeenheid een aanmerkelijke kans met zich meebrengt dat één of meer vitale organen en (slag)aderen worden geraakt waardoor het slachtoffer zodanig lichamelijk letsel oploopt, dat hij daaraan zou kunnen overlijden.
Gesteld kan worden dat iedereen zich bewust is van dit risico en dat de verdachte zich hier dus ook bewust van is geweest. De verdachte heeft bovendien ter zitting verklaard eraan gedacht te hebben om het mes weg te gooien, maar hij heeft dit niet gedaan. Door vervolgens het mes te blijven hanteren in de geschetste worsteling, in de nabijheid van iemands bovenlichaam, heeft de verdachte bovendien de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] fataal zou verwonden, bewust aanvaard.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood en dat daarmee geen sprake is geweest van een ongelukkige samenloop van omstandigheden waarbij [slachtoffer] bij toeval door het mes is geraakt.
Voorwaardelijk verzoek verdediging
Ter zitting heeft de verdediging het voorwaardelijk verzoek gedaan om de behandeling van de zaak aan te houden, als de rechtbank voor het bewijs gebruik wenst te maken van door de verdediging betwiste onderdelen uit [slachtoffer]’s verklaring bij de rechter-commissaris.
De verdediging verzoekt in dat geval dat door de rechter-commissaris een proces-verbaal wordt opgesteld over diens waarnemingen met betrekking tot de gemoedstoestand van [slachtoffer] tijdens dit getuigenverhoor. Dit verzoek van de verdediging wordt afgewezen, nu de rechtbank de betwiste onderdelen van de verklaring niet als bewijsmiddel voor de bewezenverklaring zal gebruiken.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Primair
hij op 21 februari 2023 in de gemeente Bergen (NH) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, die [slachtoffer] in de borststreek heeft gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Primair
- poging tot doodslag
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de periode die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Met betrekking tot de in beslag genomen goederen heeft hij zich op het standpunt gesteld dat het mespunt, de boksbeugel en het oranje stanleymes van het merk Werckmann dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft, gelet op haar verzoek tot integrale vrijspraak, geen standpunt ingenomen over de strafmaat. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft zij evenmin een standpunt ingenomen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Hij is tijdens een familieruzie met een mes in zijn hand in een worsteling met zijn broer gekomen, waarbij hij zijn broer zodanig ernstig heeft verwond, dat hij zonder adequate medische behandeling zeer waarschijnlijk was overleden. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat het slachtoffer nota bene zijn eigen broer is, wat voor alle betrokkenen zeer beangstigend moet zijn geweest. Dit voorval heeft binnen de familie van de verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 9 mei 2023, opgesteld door [psycholoog 1] GZ-psycholoog en [psycholoog 2], GZ-psycholoog i.o. Vastgesteld is dat bij de verdachte tijdens het plegen van het tenlastegelegde sprake was van een paniekstoornis. Uit het onderzoek komen echter geen aanwijzingen naar voren dat deze stoornis verdachtes gedragskeuzes en/of gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde hebben beïnvloed. Het advies is daarom om de verdachte het tenlastegelegde volledig toe te rekenen.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 14 juni 2023, opgesteld door [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Daaruit volgt dat het risico op recidive door de reclassering laag wordt ingeschat. De reclassering heeft geadviseerd om als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk strafdeel reclasseringstoezicht op te leggen, zodat de behandeling van de paniekstoornis bij de verdachte kan worden gemonitord en hij kan worden ondersteund rondom het stellen van grenzen ten opzichte van zijn familieleden.
Uit het strafblad van de verdachte volgt verder dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank ziet zich aan de ene kant geconfronteerd met een verdachte die een zeer ernstig feit heeft gepleegd, waarbij in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend is. Aan de andere kant is sprake van een verdachte die geen strafblad heeft, zijn leven op orde heeft en spijt heeft van zijn handelen. De rechtbank heeft in het bijzonder oog voor het feit dat de relatie tussen de verdachte en [slachtoffer] inmiddels is hersteld en dat de verdachte, [slachtoffer] en de andere familieleden na de strafzaak graag samen met elkaar verder willen. Dit volgt niet alleen uit het dossier, maar is de rechtbank ook gebleken ter zitting, alwaar de familieleden, inclusief [slachtoffer], zich zeer betrokken hebben getoond bij de verdachte.
Gelet hierop overweegt de rechtbank dat vanuit het oogpunt van vergelding oplegging van een langdurige gevangenisstraf niet passend is. Vanuit het oogpunt van algemene preventie dient daarentegen een duidelijk en krachtig signaal af te worden gegeven dat een dergelijk feit in de samenleving niet licht wordt opgevat.
Alles afwegende zal de rechtbank daarom een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden opleggen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd dat verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijke straf zal als bijzondere voorwaarde worden verbonden dat de verdachte meewerkt met het toezicht van de reclassering.

7.Onttrekking aan het verkeer in beslag genomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een mespunt;
- een boksbeugel;
- een zakmes van het merk Werckmann,
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het primair bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIERENTWINTIG MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
twaalf (12) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich na zijn vrijlating meldt bij Reclassering Nederland. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
- een mespunt;
- een boksbeugel;
- een zakmes van het merk Werckmann,
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mr. E.M. van Poecke en mr. A. Buiskool, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier B.H.E. Zuidam,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 oktober 2023.