Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[geïntimeerde 1],
1.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vordering zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, dat op 12 mei 2023 was gewezen. De kantonrechter oordeelde dat het huurprijswijzigingsbeding tussen Bouwinvest, als handelaar, en de geïntimeerden, als consumenten, een oneerlijk beding is volgens de Richtlijn 93/13 EEG. Hierdoor zou er geen recht zijn op huurverhoging en zouden de geïntimeerden alleen de aanvangshuur verschuldigd zijn, wat betekent dat er geen huurachterstand zou zijn. Bouwinvest heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd en verzocht om vernietiging van het bestreden vonnis en toewijzing van haar vordering, met veroordeling van de geïntimeerden in de kosten van het geding.
Het hof heeft kennisgenomen van prejudiciële vragen die door twee kantonrechters aan de Hoge Raad zijn gesteld over de vraag of prijswijzigingsbedingen in huurovereenkomsten met een soortgelijke inhoud als in deze zaak oneerlijke bedingen zijn. Het hof achtte de beantwoording van deze vragen relevant voor de beoordeling van de grieven van Bouwinvest. Daarom heeft het hof besloten de beoordeling aan te houden totdat de Hoge Raad deze vragen heeft beantwoord. De zaak is verwezen naar de rol van 1 april 2025 voor akte uitlating, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.
De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024, en de rechters die de uitspraak hebben gedaan zijn L.A.J. Dun, J.E. van der Werff en E.J. Bellaart. De zaak is geregistreerd onder het zaaknummer 200.332.931/01.