ECLI:NL:GHAMS:2023:954
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een geschil over een detacheringsovereenkomst met betrekking tot de prestaties van een gedetacheerde medewerker
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [appellante] BOUW B.V. en CPA B.V. over een detacheringsovereenkomst die op 19 augustus 2019 werd gesloten. De overeenkomst was aangegaan voor een jaar en kon alleen in de eerste maand tussentijds worden opgezegd. [appellante] heeft in hoger beroep geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat het inhuren van de medewerker, [naam 1], op basis van onjuiste informatie van CPA heeft plaatsgevonden. Het hof oordeelt dat er geen sprake is van schending van een contractuele inspanningsplicht door CPA, noch van dwaling van [appellante] bij de totstandkoming van de overeenkomst. De detacheringsovereenkomst is niet tussentijds beëindigd, en [appellante] heeft niet voldaan aan de voorwaarden om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarin [appellante] werd veroordeeld tot betaling aan CPA van een bedrag van € 47.955,20, vermeerderd met rente en kosten. Het hof oordeelt dat CPA voldoende bewijs heeft geleverd van de geleden schade en dat de eisen van redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat [appellante] de volledige kosten niet zou dragen. De grieven van [appellante] falen, en het hof wijst de kosten van het geding in hoger beroep toe aan CPA.