ECLI:NL:GHAMS:2023:750

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
200.301.889/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengerechtelijke ontbinding van leaseovereenkomst en schadevergoeding voor toekomstige leasetermijnen

In deze zaak heeft Grenkefinance N.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de kantonrechter de vordering van Grenke tot betaling van toekomstige leasetermijnen had afgewezen. Grenke had de leaseovereenkomst voor een kopieerapparaat buitengerechtelijk ontbonden, omdat de geïntimeerde, een B.V., in gebreke was gebleven met betalingen. De kantonrechter oordeelde dat Grenke recht had op betaling van de achterstallige leasetermijnen en de teruggave van het apparaat, maar wees de vordering tot vergoeding van toekomstige leasetermijnen af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Grenke heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze afwijzing. Het hof heeft vastgesteld dat Grenke de hoogte van de schade in de leasevoorwaarden had gefixeerd en dat de geïntimeerde deze niet had betwist. Het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter vernietigd voor wat betreft de toekomstige leasetermijnen en heeft de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van € 3.561,80 aan toekomstige leasetermijnen, verminderd met eventuele bedragen die nog verschuldigd zijn voor gebruik van het apparaat. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. Het hof heeft de kosten van het geding in hoger beroep aan de zijde van Grenke begroot en uitvoerbaarheid bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.301.889/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 9065986 CV EXPL 21-3631
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 maart 2023
inzake
GRENKEFINANCE N.V.,
gevestigd te Vianen, gemeente Vijfheerenlanden,
appellante,
advocaat: mr. O.J.W. Reijnders te Eindhoven,
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Grenke en [geïntimeerde] genoemd.
Grenke is bij dagvaarding van 15 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 31 augustus 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Grenke als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Ter rolle van 2 november 2021 is tegen [geïntimeerde] verstek verleend.
Grenke heeft een memorie van grieven met productie genomen. Grenke heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarbij aan Grenke niet de volledige vorderingen zijn toegewezen, het vonnis voor het overige in stand zal laten en alsnog, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Grenke volledig zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten en rente.
Ten slotte heeft Grenke arrest gevraagd.

2.Feiten

2.1.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.4 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Met
grief 1heeft Grenke de volledigheid van deze feiten betwist. Voor zover van belang zal het hof met deze grief hierna rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2.
Op 6 augustus 2020 is door Grenke een welkomstbrief, inclusief een operational leaseovereenkomst met betrekking tot een DX-3720i (kopieerapparaat) (hierna: het apparaat) aan [geïntimeerde] gestuurd. In deze overeenkomst staat [bedrijf] B.V. als dealer/leverancier vermeld (hierna: [bedrijf] ). Ook is vermeld dat de maandelijkse netto huur € 52,50 exclusief btw bedraagt en dat deze bij vooruitbetaling op de eerste dag van elk kwartaal verschuldigd is. De huurperiode bedraagt 72 maanden.
2.3.
Op de leaseovereenkomst zijn de algemene leasevoorwaarden van Grenke van toepassing. In artikel 11 van die leasevoorwaarden staat onder meer:

ONTBINDING EN SCHADEVERGOEDING
Indien Lessee zijn verplichtingen niet volledig en/of niet op tijd voldoet/betaalt (…) is Lessee direct in verzuim en heeft Lessor het recht, zonder enige verplichting tot ongedaanmaking of vergoeding aan Lessee en onverminderd de overige rechten van Lessor, om het Contract geheel of gedeeltelijk te ontbinden of de nakoming van diens verplichtingen op te schorten.
Bij ontbinding van het Contract heeft Lessor het recht op onmiddellijke betaling door Lessee van een schadevergoeding bestaande uit de vervallen nog niet betaalde huurtermijnen en de huurtermijnen die Lessee bij het in stand houden van het Contract gehouden zou zijn te voldoen, vermeerderd met renten en kosten (…). Ten aanzien van de hoogte van de hiervoor bedoelde schadevergoeding vormt de administratie van Lessor dwingend bewijs; behoudens door Lessee te leveren tegenbewijs (…).
2.4.
Het apparaat is door [bedrijf] bij [geïntimeerde] afgeleverd. De afleverbon is door [naam] ondertekend.
2.5.
Er zijn nimmer betalingen door [geïntimeerde] aan Grenke verricht. Bij brief van 10 november 2020 heeft Grenke [geïntimeerde] gesommeerd de betalingsachterstand te voldoen en is aangezegd dat bij gebreke daarvan de leasovereenkomst zal worden ontbonden, waarbij Grenke naast de toekomstige termijnen ook teruggave van het apparaat en een boete van [geïntimeerde] zal vorderen.
2.6.
Bij brief van 15 december 2020 heeft Grenke de leasovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden.
3. Beoordeling
3.1.
Grenke heeft in eerste aanleg gevorderd – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – voor recht te verklaren dat de leaseovereenkomst is ontbonden en om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van (samengevat):
(a) € 4.387,63 aan achterstallige betaling en toekomstige termijnen;
(b) € 563,76 aan buitengerechtelijke incassokosten;
(c) € 63,72 aan rente berekend tot 17 februari 2021;
(d) de wettelijke handelsrente over € 4.387,63 met ingang van 17 februari 2021 tot voldoening;
(e) € 315,00 aan contractuele boete;
(f) de proceskosten, alsmede tot afgifte van het apparaat op straffe van een dwangsom.
3.2.
[geïntimeerde] heeft in eerste aanleg verweer gevoerd.
3.3.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] een leaseovereenkomst met Grenke is aangegaan, dat [geïntimeerde] niet heeft betwist dat het geleasede object aan haar is geleverd en dat zij dus de maandelijkse vergoeding verschuldigd was. Omdat [geïntimeerde] gedurende drie maanden geen betaling had gedaan, was Grenke bevoegd de leaseovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De gevorderde verklaring voor recht is daarom toegewezen. [geïntimeerde] is ook veroordeeld tot afgifte van het apparaat, op straffe van een dwangsom. De contractuele boete is eveneens toegewezen. Ook is [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 825,83 inclusief btw aan leasetermijnen en/of gebruiksvergoeding over de periode augustus 2020 tot en met augustus 2021
(13 x € 52,50 + 21% btw) en een gebruiksvergoeding van € 52,50 per maand voor iedere maand of gedeelte daarvan dat het apparaat na 1 september 2021 nog niet aan Grenke is teruggegeven. Ten aanzien van de toekomstige leasetermijnen heeft de kantonrechter geoordeeld dat die niet verschuldigd kunnen zijn op grond van nakoming, omdat de overeenkomst is ontbonden. Die termijnen zouden uitsluitend bij wijze van schadevergoeding verschuldigd kunnen zijn, maar Grenke heeft dat deel van haar vordering naar oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd. Dat deel van de vordering is derhalve afgewezen, zodat [geïntimeerde] na teruggave van het apparaat niet gehouden is toekomstige leasetermijnen te betalen. De buitengerechtelijke kosten en de wettelijke handelsrente zijn toegewezen, herberekend over het (lagere) toegewezen bedrag. [geïntimeerde] is in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Grenke met haar grieven op.
3.5.
Met
grief 2betoogt Grenke dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen aanspraak kan maken op vergoeding van de toekomstige leasetermijnen. Deze grief slaagt. Grenke heeft gesteld dat zij door de ontbinding schade heeft geleden en [geïntimeerde] heeft dat niet weersproken. Grenke heeft onbetwist gesteld dat zij de hoogte van haar schade in de leasevoorwaarden heeft gefixeerd op de openstaande en toekomstige leasetermijnen. Tussen partijen is niet in geschil dat die leasevoorwaarden op de leaseovereenkomst van toepassing zijn. [geïntimeerde] heeft niet betwist dat het aldus berekende bedrag € 4.387,63 bedraagt, bestaande uit € 190,58 inclusief btw aan vervallen, onbetaald gebleven, leasetermijnen en € 4.197,05 inclusief btw aan toekomstige leasetermijnen. Bij die stand van zaken was Grenke niet gehouden haar vordering nader te onderbouwen en is [geïntimeerde] dat bedrag van € 4.387,63 aan Grenke verschuldigd. Een deel daarvan is [geïntimeerde] reeds verschuldigd op grond van het - onbestreden deel van het - bestreden vonnis, te weten € 825,83 inclusief btw (aan leasetermijnen en/of gebruiksvergoeding over de periode augustus 2020 tot en met augustus 2021) en een gebruiksvergoeding van € 52,50 per maand voor iedere maand of gedeelte daarvan dat het apparaat na 1 september 2021 nog niet aan Grenke is teruggegeven. Het is niet bekend of en wanneer het apparaat door [geïntimeerde] aan Grenke is teruggegeven. Om te voorkomen dat Grenke een executoriale titel verkrijgt voor betaling van dezelfde bedragen, zal het hof de bedragen die op grond van het bestreden vonnis opeisbaar zijn geworden op de toe te wijzen hoofdsom in mindering brengen. [geïntimeerde] zal daarom worden veroordeeld tot vergoeding van € 3.561,80
(€ 4.387,63 - € 825,83), met daarop in mindering gebracht de eventuele bedragen die [geïntimeerde] ten titel van een gebruiksvergoeding voor de periode na 1 september 2021 aan Grenke verschuldigd is.
3.6.
Nu grief 2 slaagt, slaagt ook
grief 3die zich richt tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten gebaseerd op de door de kantonrechter toegewezen hoofdsom. [geïntimeerde] heeft geen verweer gevoerd tegen het door Grenke gevorderde bedrag aan incassokosten van € 563,76, zodat dit zal worden toegewezen.
3.7.
Grenke heeft met
grief 4betoogd dat de kantonrechter de gevorderde rente van € 63,72 tot 17 februari 2021 had dienen toe te wijzen, alsook de gevorderde wettelijke handelsrente over € 4.387,63 met ingang van 17 februari 2021 tot voldoening. De grief slaagt in zoverre, dat als gevolg van het slagen van grief 2 ook rente over de toegewezen hoofdsom toewijsbaar is. De wettelijke handelsrente is echter niet toewijsbaar over het bedrag van € 4.197,05, welk bedrag verschuldigd is als toekomstige leasetermijnen, dan wel als gebruiksvergoeding. Wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW ziet uitsluitend op verbintenissen tot nakoming van handelsovereenkomsten en niet op de verbintenis tot schadevergoeding. In dat geval mist artikel 6:119a BW toepassing (HR 15 januari 2016, ECLI:NL:HR:2016:70). Wel is over dat bedrag op grond van artikel 6:119 BW de wettelijke rente toewijsbaar. Die wettelijke rente wordt toegewezen vanaf 15 december 2020, nu [geïntimeerde] niet heeft weersproken dat zij vanaf dat moment in verzuim verkeerde. Over de vervallen, niet betaalde, leasetermijnen is de gevorderde wettelijke handelsrente wel toewijsbaar. [geïntimeerde] heeft niet weersproken dat die vervallen, niet betaalde, leasetermijnen € 190,58 bedragen. De wettelijke handelsrente daarover zal worden toegewezen vanaf 1 oktober 2020 (de vervaldatum van de desbetreffende factuur), nu [geïntimeerde] die ingangsdatum evenmin heeft weersproken.
3.8.
De conclusie is dat de grieven slagen en het bestreden vonnis niet in stand kan blijven. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis, met uitzondering van onderdeel III sub b, c en d, welke onderdelen worden vernietigd;
en in zoverre opnieuw rechtdoende veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Grenke van:
€ 3.561,80 aan toekomstige leasetermijnen, verminderd met de eventuele bedragen die [geïntimeerde] ten titel van een gebruiksvergoeding aan Grenke verschuldigd is voor iedere maand of gedeelte daarvan dat het apparaat na 1 september 2021 nog niet aan Grenke is teruggegeven;
€ 563,76 aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over € 4.197,05 vanaf 15 december 2020 tot aan voldoening;
e wettelijke handelsrente over € 190,58 vanaf 1 oktober 2020 tot aan voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Grenke begroot op € 875,38 aan verschotten en € 787,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Haanappel-van der Burg, T.S. Pieters en J.M.B. Cramwinckel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2023.