Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van de procedure in hoger beroep
3.3. Feiten
4.De procedure bij de kantonrechter en het geschil in hoger beroep
5.Het oordeel van het hof
blijvenstaan.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een verkeersincident dat uitmondt in een handgemeen tussen de appellant en de geïntimeerde. De appellant, die letsel heeft opgelopen, vordert schadevergoeding van de geïntimeerde. Het Gerechtshof Amsterdam oordeelt dat de appellant een deel van de schade voor zijn eigen rekening moet nemen, omdat hij zelf ook een bijdrage heeft geleverd aan het ontstaan van het conflict. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 27 augustus 2019 vond er een handgemeen plaats na een verkeersovertreding door de geïntimeerde. De appellant volgde de geïntimeerde om excuses te eisen, wat leidde tot een confrontatie. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat de geïntimeerde onrechtmatig had gehandeld, maar ook dat de appellant de grenzen van het redelijke had overschreden. Het hof bevestigt deze beslissing en concludeert dat de schadevergoedingsplicht van de geïntimeerde met 25% moet worden verminderd, omdat de appellant ook eigen schuld heeft. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de kosten van het geding in hoger beroep toe aan de appellant.