ECLI:NL:GHAMS:2023:726

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
22 maart 2023
Zaaknummer
23-000297-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorgmachtiging en tbs-maatregel in strafzaak met verdachte lijdend aan psychische stoornis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak waarin hij was ontslagen van alle rechtsvervolging, maar waarbij de rechtbank ook een tbs-maatregel met dwangverpleging had opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen met een terroristisch misdrijf en belediging van ambtenaren in functie, maar dat deze feiten niet aan hem kunnen worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de tbs-maatregel en in plaats daarvan ambtshalve een zorgmachtiging afgegeven op basis van de Wet forensische zorg (Wfz) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000297-22
datum uitspraak: 14 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-221151-21 en 13-058559-21 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1996,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2022 en - na heropening van het onderzoek ter terechtzitting op 24 oktober 2022 - 21 februari 2023 en 14 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadslieden naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: de tbs-maatregel) met dwangverpleging en de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Overwegingen ten aanzien van het opleggen van een maatregel

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreigingen met (onder andere) een terroristisch misdrijf en aan belediging van ambtenaren in functie. Zoals onder het kopje ‘De strafbaarheid van de verdachte’ in het vonnis waarvan beroep is overwogen, kunnen deze bewezenverklaarde feiten niet aan de verdachte worden toegerekend. Gelet hierop kan aan de verdachte geen straf worden opgelegd.
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging en ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd. Voorts heeft de rechtbank de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen. Zij heeft zich verzet tegen de afgifte van een - door de verdediging verzochte - zorgmachtiging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de tbs-maatregel is gericht op het beperken van het recidivegevaar, terwijl de zorgmachtiging is gericht op het verlenen van zorg. Aan de verdachte is reeds eerder bij beschikking van 9 augustus 2021 een zorgmachtiging verleend voor de duur van 12 maanden. Behandeling in het kader van deze zorgmachtiging heeft het plegen van de bewezenverklaarde feiten niet kunnen voorkomen. De zorgmachtiging biedt aldus onvoldoende waarborgen om het hoge recidiverisico terug te dringen.
De verdediging heeft het hof verzocht ambtshalve een zorgmachtiging af te geven, in plaats van de tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. Daartoe is aangevoerd dat de oplegging van tbs-maatregel disproportioneel is en dat er voldoende aanknopingspunten zijn om ondanks de beëindiging van de voorbereiding van de verzoekschriftprocedure, alsnog een zorgmachtiging af te geven. Zo stellen beide Pro Justitia-rapporteurs dat de zorgmachtiging voor de verdachte het juiste behandelkader betreft en dat een zorgmachtiging afdoende is om het recidiverisico en de gevaarzetting te beperken.
De vraag die thans aan het hof voorligt is derhalve of het aan de verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging moet opleggen (zoals de advocaat-generaal vordert), dat kan worden volstaan met het ambtshalve afgeven van een zorgmachtiging (hetgeen de verdediging verzoekt) of dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zonder enig kader voor behandeling. Het hof zal deze vraag hieronder beantwoorden.
Oordeel van het hof
Procesverloop in hoger beroep
Na het horen van de Pro Justitia-rapporteurs ter terechtzitting van 12 oktober 2022, heeft het hof bij (tussen)arrest van 24 oktober 2022 het onderzoek ter terechtzitting heropend en de advocaat-generaal verzocht om op grond van artikel 5:19, tweede lid, Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) een verzoekschrift voor een zorgmachtiging voor te bereiden als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz).
Op 15 februari 2023 ontving het hof namens de advocaat-generaal een brief van de officier van justitie, mr. I.A. Groenendijk, waarin werd medegedeeld dat is besloten de voorbereiding van een verzoekschrift voor een zorgmachtiging te beëindigen, omdat uit de medische verklaring betreffende de verdachte blijkt dat niet is voldaan aan de criteria uit de Wvggz. Ter verdere onderbouwing stelt de officier van justitie dat de verdachte niet meewerkt aan de behandeling en dat hij ten tijde van de laatste zorgmachtiging een nieuw delict heeft gepleegd. Met een zorgmachtiging kan in een half jaar ambulant of klinisch niet voldoende bereikt worden qua behandeling en resocialisatie om het recidiverisico te doen verminderen. Het risicomanagement is daarom binnen een zorgmachtiging onvoldoende adequaat vorm te geven. Binnen een tbs-maatregel met bevel tot verpleging is dit beter te waarborgen, aldus de officier van justitie.
Per e-mailbericht van eveneens 15 februari 2023 ontving het hof voorts de stukken die aan de hiervoor genoemde beëindigingsbrief ten grondslag hebben gelegen, te weten de (negatieve) medische verklaring als bedoeld in artikel 5:8 van de Wvggz van 8 februari 2023, opgesteld door psychiater [psychiater01] , en de bevindingen van de geneesheer-directeur [psycholoog01] van 13 februari 2023.
Beoordeling
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 16 augustus 2021 schuldig gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf, door zich op een luide, agressieve, toon tot opsporingsambtenaren te richten, waarbij hij hevig met zijn armen zwaaide. Hij maakte op de verbalisanten een manische/verwarde indruk. In die toestand heeft verdachte verschillende ernstige en angstaanjagende woordelijke bedreigingen geuit. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan het versterken van in de maatschappij levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Hij heeft dat tegenover politieambtenaren in de openbare ruimte gedaan, op de Ferdinand Bolstaat, waar vele omstanders getuige waren van zijn woorden. Verdachte heeft toen ook politieambtenaren bedreigd met zware mishandeling en misdrijven tegen het leven gericht.
Strafblad
Het hof heeft gekeken naar het strafblad van de verdachte van 1 februari 2023, waaruit naar voren komt dat aan de verdachte in maart 2021 een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd wegens openlijke geweldpleging tegen de politie. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in deze strafzaak was de proeftijd van deze eerdere veroordeling, waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, nog niet voorbij. In juli 2021 is verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging vanwege bedreiging met brandstichting.
Lopende zorgmachtiging
Gebleken is dat aan verdachte bij beschikking van 9 augustus 2021 – aansluitend aan eerder opgelegde crisismaatregelen en zorgmachtigingen – een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden.
Advies Pro Justitia-rapporteurs, verklaring geneesheer-directeur en medische verklaring
Het hof heeft acht geslagen op de Pro Justitia-rapportages van GZ-psycholoog [psycholoog02] van 29 december 2021 en psychiater [psychiater02] van 22 december 2021, en op wat zij op de terechtzitting in hoger beroep van 10 oktober 2022 naar voren hebben gebracht.
Beide deskundigen komen tot de conclusie dat de verdachte lijdt aan een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en een stoornis in het gebruik van cannabis. Vanuit zijn schizoaffectieve stoornis is er bij verdachte sprake van wantrouwen en achterdocht. Ten tijde van het ten laste gelegde feit was de verdachte paranoïde psychotisch en vertoonde hij manisch ontremd gedrag. Het risico dat de verdachte, zonder adequate behandeling, opnieuw vanuit zijn psychotische stoornis tot een vergelijkbaar delict komt is naar verwachting hoog, aldus de deskundigen.
Psychiater [psychiater02] acht behandeling binnen een gedwongen kader noodzakelijk, omdat de verdachte niet open staat voor vrijwillige behandeling en het innemen van medicatie. De verdachte vindt zichzelf niet psychisch kwetsbaar en is dan ook van mening dat hij geen psychiatrische behandeling nodig heeft. Zonder dwang zal de verdachte zich onttrekken aan behandeling. De psychiater adviseert om de verdachte te behandelen binnen het kader van een zorgmachtiging: door klinische opname in een psychiatrisch ziekenhuis kan de verdachte de passende psychiatrische behandeling krijgen. Medicatieverstrekking in de vorm van depotmedicatie wordt door de psychiater als noodzakelijk gezien, omdat de verdachte met orale medicatie, eenmaal buiten een kliniek, zal stoppen. Het beveiligingsniveau van een reguliere GGZ kliniek wordt als voldoende beschouwd om de behandeling veilig uit te kunnen voeren. Het is de inschatting van de psychiater dat de psychiatrische toestand van de verdachte binnen een aantal maanden weer in evenwicht kan komen door de werking van medicatie, waardoor ook het recidiverisico tot een aanvaardbaar niveau is terug te brengen. Als klinische behandeling niet meer nodig is, heeft de verdachte een passende woonsetting nodig. De klinisch behandelaren kunnen samen met de ambulant behandelaren van de verdachte en HVO Querido zoeken naar een passende woonsetting. Voorts acht de psychiater actieve ondersteuning gericht op verschillende levensgebieden van groot belang. Een vervolgbehandeling direct aansluitend op de acute klinische behandeling is onontbeerlijk. Het hebben van een zinvolle dagbesteding, voldoende financiële middelen en adequate huisvesting zijn essentieel om stressvolle omstandigheden zoveel als mogelijk te voorkomen. Stressvolle omstandigheden kunnen namelijk een eventuele psychotische decompensatie, met daarbij het gevaar voor recidive, ‘triggeren’.
In aanvulling op haar rapportage heeft de psychiater ter terechtzitting in hoger beroep nog naar voren gebracht dat zij zich niet kan vinden in het oordeel van de rechtbank, inhoudende dat de behandeling van de verdachte
nietzou kunnen plaatsvinden vinden binnen het kader van een zorgmachtiging. Eerdere civielrechtelijke behandeltrajecten in het kader van een zorgmachtiging hebben weliswaar niet
geleid tot het voorkomen van recidive, maar de verdachte heeft naar mening van de psychiater onvoldoende passende behandeling gehad. Het is haar inschatting dat het recidiverisico voldoende wordt ingeperkt als de medicatie van de verdachte goed is ingesteld en hij begeleid wordt door een forensisch FACT-team. De behandeling in het kader van een zorgmachtiging kan plaatsvinden in een forensische setting, maar dat is naar haar mening niet nodig, omdat de beveiliging in reguliere psychiatrische klinieken in het verleden altijd voldoende is gebleken.
Psycholoog [psycholoog02] acht een langdurige vorm van forensische zorg nodig om het recidiverisico verder in te perken en adviseert om de behandeling uit te voeren in de vorm van een opname in een forensische kliniek met expertise op het gebied van psychiatrie en verslaving. Het beveiligingsniveau van een Forensische Psychiatrische Afdeling (hierna: FPA) wordt door haar als voldoende ingeschat. Zij heeft geadviseerd om daartoe de mogelijkheid van een zorgmachtiging te laten onderzoeken. De psycholoog heeft overwogen of een kader van een tbs-maatregel beter aansluit en meer bescherming zal bieden om het recidiverisico terug te dringen, maar haar inschatting is dat middels behandeling in het kader van de zorgmachtiging het recidivegevaar voldoende teruggedrongen kan worden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de psycholoog in aanvulling op haar rapportage naar voren gebracht dat zij, anders dan de psychiater [psychiater02] , enige bedenkingen heeft bij een behandeling in een reguliere setting, omdat zij denkt dat het personeel in een forensische setting beter om kan gaan met het gedrag van de verdachte. Zij acht het beveiligingsniveau van een reguliere setting echter wel voldoende. Zij onderschrijft voorts het standpunt van de psychiater dat de depotmedicatie en een forensisch FACT-team essentieel zijn.
Ook heeft het hof acht geslagen op hetgeen psychiater [psychiater03] , geneesheer-directeur GGZ bij Arkin, ter terechtzitting in eerste aanleg naar voren heeft gebracht. Hij heeft verklaard dat, vanwege de psychiatrische problematiek van de verdachte, behandeling noodzakelijk is, en dat zowel de
schizoaffectieve stoornis als de verslavingsproblematiek van de verdachte in het kader van een zorgmachtiging behandeld kunnen worden. In het kader van een zorgmachtiging is plaatsing op een FPA mogelijk, maar het is de vraag of aan de verdachte een zorgmachtiging met een indicatiestelling voor plaatsing op een FPA wordt afgegeven.
Tot slot heeft het hof kennisgenomen van voornoemde medische verklaring van psychiater [psychiater01] van 8 februari 2023. Hij komt tot de (voorlopige) diagnose dat in het kader van een schizoaffectieve stoornis sprake is van een manische psychose, inmiddels redelijk gestabiliseerd met medicatie onder drang, en een stoornis in cannabisgebruik, in gedwongen remissie. Hij is van oordeel dat als gevolg van de psychische stoornis van de verdachte uit zijn gedrag ernstig nadeel voortvloeit, ten aanzien waarvan het nodig is om zorg te verlenen. Deze zorg is niet op vrijwillige basis mogelijk. Hij constateert dat de verdachte niet meewerkt aan behandeling, ook niet in een sterk gestructureerde setting, en hij tijdens de laatste zorgmachtiging opnieuw een delict heeft gepleegd. Met een zorgmachtiging kan binnen een half jaar ambulant of klinisch niet voldoende worden bereikt wat betreft behandeling en resocialisatie om het ernstig nadeel/recidiverisico te doen verminderen. Het risicomanagement is daarom binnen een zorgmachtiging onvoldoende adequaat vorm te geven, met name omdat dit langerdurend moet. Binnen een tbs-maatregel met dwangverpleging is dit beter te waarborgen, aldus de psychiater.
Tbs-maatregel versus zorgmachtiging
Het is aan de rechter om in zaken zoals deze een integrale afweging te maken tussen straf en zorg.
Onder verwijzing naar hetgeen door de Pro Justitia-rapporteurs, alsook door de geneesheer-directeur naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat de algemene veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen niet de terbeschikkingstelling van de verdachte eisen. De gevorderde en in eerste aanleg opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging is dan ook niet aan de orde. Het hof slaat daarbij ook acht op de ernst van de feiten en de veelvuldigheid van voorafgaande veroordelingen, zoals blijkt uit het strafblad. Ten aanzien van de betreffende feiten kan gesteld worden dat deze zonder meer angst hebben opgeroepen, maar dat zij van relatief geringe ernst zijn nu het is gebleven bij woordelijke bedreigingen en belediging. Daarnaast is het hof van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte tot verdergaand gewelddadig gedrag zal overgaan.
In het kader van de strafrechtelijke procedure is het hof bevoegd om - al dan niet ambtshalve - een zorgmachtiging af te geven (artikel 2.3 Wet forensische zorg). Indien het hof overweegt om een zorgmachtiging af te geven, dient het hof de advocaat-generaal te verzoeken om een verzoekschrift voor te bereiden overeenkomstig hoofdstuk 5 van de Wvggz (artikel 5:19, tweede lid Wvggz).
Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal daartoe voorbereidingen heeft gestart, maar uiteindelijk geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging heeft ingediend ex artikel 5:17, eerste lid van de Wvggz. De zorgmachtiging zou niet doelmatig zijn, omdat de verdachte binnen de vorige zorgmachtiging nieuwe delicten heeft gepleegd en omdat langdurige behandeling moeilijk te realiseren is binnen het kader van een zorgmachtiging.
Vervolgens is dan de vraag aan de orde of het hof desalniettemin ambtshalve een zorgmachtiging wil verlenen. [1] Die vraag wordt door het hof in onderhavige zaak bevestigend beantwoord.
Een zorgmachtiging kan worden verleend indien het gedrag van de betrokkene als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel. Daarnaast dient te zijn voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, inhoudende – kort gezegd – geen mogelijkheid tot vrijwillige zorg, subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid (artikel 3:3 Wvggz). Tevens dient het hof te beoordelen of is voldaan aan een van de doelen van verplichte zorg (art. 3:4 onder b t/m e Wvggz).
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat bij de betrokkene sprake is van een psychische stoornis in de vorm van een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en een stoornis in het gebruik van cannabis, op basis van de medische verklaring, alsook Pro Justitia-rapportages van psychiater [psychiater02] van 22 december 2021 en GZ-psycholoog [psycholoog02] van 29 december 2021. Het hof merkt op dat voornoemde Pro Justitia-rapportages kunnen worden aangemerkt als een medische verklaring als bedoeld in hoofdstuk 5 paragraaf 3 van de Wvggz, nu deze rapportages voldoen aan de vereisten van artikel 5:7 Wvggz (vgl. ECLI:NL:PHR:2021:144 onder 3.27). Uit de medische verklaring volgt dat als gevolg van deze stoornis van de verdachte uit zijn gedrag ernstig nadeel voortvloeit, ten aanzien waarvan het nodig is om zorg te verlenen.
Het hof onderkent dat eerdere civielrechtelijke behandeltrajecten in het verleden niet zonder meer succesvol zijn gebleken en dat aan de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten reeds een zorgmachtiging was verleend. Daar staat tegenover dat deze laatste zorgmachtiging bij beschikking van 9 augustus 2021 voor de duur van twaalf maanden is verleend en dat de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd op 16 augustus 2021, sinds welke datum de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. De behandeling in het kader van deze zorgmachtiging is derhalve nog niet van de grond gekomen. Ook volgt het hof de psychiater in de conclusie dat de verdachte vooralsnog onvoldoende passende behandeling heeft gehad. Het hof is van oordeel dat, indachtig hetgeen de deskundigen over de verdachte hebben gerapporteerd, een intensieve op de persoon van de verdachte gerichte behandeling met de juiste medicatie niet op voorhand als kansloos kan worden beschouwd, mits deze in de juiste setting kan worden gerealiseerd. Depotmedicatie is hierbij noodzakelijk. De psychiater heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht dat, mocht de verdachte zich onttrekken aan zijn behandeling met depotmedicatie, het mogelijk is om tegen zijn zin in toch depotmedicatie toe te dienen. Ook is een (hernieuwde) kortdurende klinische opname dan mogelijk.
Ten aanzien van het standpunt van de advocaat-generaal dat een langdurige behandeling moeilijk te realiseren zou zijn binnen het kader van een zorgmachtiging overweegt het hof dat, na afgeven van een zorgmachtiging voor de termijn van zes maanden, steeds aansluitend een nieuwe zorgmachtiging kan worden verleend. In aansluiting op zo’n ‘eerste’ zorgmachtiging kan door de civiele rechter een zorgmachtiging voor de duur van twaalf maanden worden verleend. Na vijf aaneengesloten jaren verplichte zorg, kan steeds een opvolgende zorgmachtiging voor de duur van maximaal twee jaar worden gegeven. [2] Wellicht ten overvloede merkt het hof nog op dat de zorgmachtiging tot opname in een accommodatie, die wordt verleend door een strafrechter, voortijdig eerst enkel na toestemming van de Minister van Justitie en Veiligheid door de geneesheer-directeur kan worden beëindigd.
Concluderend is het hof van oordeel dat er aanleiding bestaat om van zijn ambtshalve bevoegdheid tot het verlenen van een zorgmachtiging gebruik te maken, omdat het hof verplichte zorg aangewezen acht. In een separate beschikking zal het hof dan ook ambtshalve een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, Wfz verlenen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, en doet in zoverre opnieuw recht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. V.M.A. Sinnige, mr. J.W.P. van Heusden en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2023.

Voetnoten

1.Uit de tekst van art. 2.3 lid 1 Wfz en de wetsgeschiedenis van de Wvggz volgt dat ook indien het openbaar ministerie geen verzoekschrift voor een zorgmachtiging indient, de rechter ambtshalve een zorgmachtiging kan afgeven (HR 9 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:534).
2.Artikel 6:5 Wvggz