ECLI:NL:GHAMS:2023:694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.287.690/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschil over onrechtmatige hinder door gevelpanelen

In deze zaak gaat het om een burenconflict tussen Kess Corporation N.V. en de eigenaren van de appartementsrechten aan de [straatnaam] 66hs en 68hs te [plaats]. Kess heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin haar vorderingen tot verwijdering van gevelpanelen die door de buren zijn geplaatst, zijn afgewezen. De gevelpanelen zijn aangebracht door de buren om hinder van lichtuitstraling vanuit de kantoorruimte van Kess te verminderen. Kess stelt dat de gevelpanelen onrechtmatige hinder veroorzaken en vordert hun verwijdering op grond van de artikelen 5:50 en 5:37 BW. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de hinder onvoldoende is onderbouwd door Kess, terwijl de buren hun belang bij de gevelpanelen voldoende hebben aangetoond.

Tijdens de zitting van het hof op 13 oktober 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Kess heeft betoogd dat de gevelpanelen ernstige hinder veroorzaken door verminderde lucht- en lichttoetreding in de kantoorruimte. Het hof heeft echter vastgesteld dat Kess onvoldoende heeft aangetoond dat zij daadwerkelijk ernstige hinder ondervindt. De buren hebben daarentegen voldoende onderbouwd dat zij hinder ondervinden van de lichtuitstraling vanuit de kantoorruimte van Kess, wat hen heeft doen besluiten de gevelpanelen te plaatsen. Het hof concludeert dat de aanwezigheid van de gevelpanelen niet in strijd is met de wet, omdat de buren een redelijk belang hebben bij hun aanwezigheid en Kess niet kan aantonen dat zij ernstige hinder ondervindt.

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Kess af. Kess wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep, die zijn vastgesteld op een totaalbedrag van € 3.831,--, inclusief verschotten en salaris voor de advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team Handel
zaaknummer : 200.287.690/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam: C/13/669889/ HA ZA 19-808
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 maart 2023
inzake
KESS CORPORATION N.V.,
gevestigd te Curaçao,
appellante,
advocaat: mr. P.J. Sandberg te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. F.A.J.H. de Lugt te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Kess en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] genoemd.
Kess is bij dagvaarding van 26 augustus 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de Amsterdam van 22 juni 2020, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen Kess als eiseres in conventie, tevens verweerster in (voorwaardelijke) reconventie en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] als gedaagden in conventie tevens eisers in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 13 oktober 2022 doen bepleiten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Kess heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar in hoger beroep enigszins gewijzigde vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] in de kosten van het geding in beide instanties en met veroordeling van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] tot terugbetaling van hetgeen Kess ter voldoening aan het bestreden vonnis aan [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] heeft voldaan.
[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging, met - uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Kess in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De volgende feiten stelt het hof vast als enerzijds gesteld en anderzijds onvoldoende betwist.
2.1.
[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] zijn eigenaar van de appartementsrechten aan de [straatnaam] 66hs en 68hs te [plaats] , die zij hebben verbouwd tot een bij hen in gebruik zijnde woning. Kess is eigenaar van de panden [straatnaam] 52a tot en met c en [straatnaam] 52 en 60 te [plaats] . Een door Kess als kantoorruimte verhuurd gedeelte (hierna: de kantoorruimte) van deze panden grenst aan de tuin van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] .
2.2.
In 2019 heeft Kess ramen in de kantoorruimte grenzend aan de tuin van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] aangebracht, die ondoorzichtig zijn en deels vaststaan. De ramen laten licht door naar de kantoorruimte, maar laten in het donker ook kunstlicht door in de richting van de woning van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] .
2.3.
[geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben in hun tuin gevelpanelen vlak voor de ramen van de kantoorruimte aangebracht om de lichtinval tegen te gaan.

3.Beoordeling

3.1.
Kess vordert in deze procedure verwijdering van de gevelpanelen omdat de aanwezigheid daarvan in strijd zou zijn met artikel 5:50 en 5:37 BW. De rechtbank heeft de vorderingen van Kess afgewezen omdat – kort weergegeven – de ernst van de hinder onvoldoende is onderbouwd en [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] daartegenover hun belang bij de aanwezigheid van de gevelpanelen voldoende hebben onderbouwd.
3.2.
Met de grieven in hoger beroep bepleit Kess enerzijds dat zij door de gevelpanelen ernstige hinder ondervindt vanwege verminderde luchttoetreding en verminderde lichtinval in de kantoorruimte. Anderzijds bestrijdt Kess met de grieven dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hinder ondervinden van kunstlicht vanuit de kantoorruimte.
3.3.
Tegenover de uitdrukkelijke betwisting door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] heeft Kess onvoldoende toegelicht in welke mate in de kantoorruimte minder lucht en licht toetreedt door de gevelpanelen. Zo ontbreekt iedere specifieke toelichting over de overige ramen en deuren in de kantoorruimte, die mogelijk verminderde lucht- en lichttoetreding zouden kunnen opvangen. De invloed van de gevelpanelen op het totaal aan lucht- en lichttoetreding is daardoor niet vast te stellen. Onbestreden is dat in het gedeelte van de kantoorruimte achter de ramen een lichtstraat aanwezig is en dat de ramen ook bij aanwezigheid van de gevelpanelen nog steeds (naar binnen) geopend kunnen worden. Bovendien is onduidelijk gebleven voor welk doel de ruimte direct achter de ramen is gebouwd en ingericht. Ook is onduidelijk gebleven in hoeverre de gebruiker van de kantoorruimte (een derde partij) daarvan daadwerkelijk hinder ondervindt. Van enige concrete klacht of toelichting is niet gebleken. Aldus kan het hof geenszins vaststellen dat Kess ernstige hinder ondervindt.
3.4.
Daartegenover hebben [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] de door hen ondervonden overlast door lichtuitstraling vanuit de kantoorruimte voldoende onderbouwd. Aan de hand van deze onderbouwing is gebleken dat zij significante hinder ondervinden door lichtuitstraling vanuit de kantoorruimte en dat dit de aanleiding is geweest voor het plaatsen van de gevelpanelen. De aanwezigheid van een automatisch gordijnsysteem in de kantoorruimte heeft die hinder kennelijk niet kunnen oplossen, zo volgt voldoende uit het door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] in het geding gebrachte recente beeldmateriaal. Bovendien weegt mee, dat het niet onbegrijpelijk of onredelijk is dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] niet afhankelijk willen zijn van maatregelen dan wel systemen waarover zij geen controle hebben. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben dus redelijk belang bij de aanwezigheid van de gevelpanelen. [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] hebben daarnaast bevestigd dat Kess te allen tijde haar recht op grond van artikel 5:56 BW zal kunnen uitoefenen, zodat daarin evenmin een reden gelegen is om de gevelpanelen te verwijderen.
3.5.
Net als de rechtbank concludeert het hof dat de aanwezigheid van de gevelpanelen niet in strijd is met artikel 5:37 BW, gelet op het redelijk belang dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] daarbij hebben en gelet op het feit dat ernstige hinder aan de zijde van Kess door die panelen niet is komen vast te staan. De grieven stuiten daarop af.
Anders dan Kess met grief 1 nog heeft betoogd, is het niet nodig dat vast komt te staan dat de lichtuitstraling vanuit de kantoorruimte onrechtmatige hinder oplevert. Voldoende is dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] een redelijk belang hebben bij plaatsing van de gevelpanelen. In het verlengde daarvan en op de bovengenoemde gronden oordeelt het hof tevens dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] geen misbuik maken van bevoegdheid. Daarom faalt grief 6. Kess heeft onvoldoende betwist dat de gevelpanelen niet op de erfgrens zijn geplaatst en reeds daarom geen scheidsmuur zijn, en dat deze ook overigens niet in strijd met daarvoor geldende regels zijn gebouwd, zodat ook grief 7 faalt.
De overige grieven stuiten eveneens af op het voorgaande.
3.6.
Het bewijsaanbod ziet niet op voldoende specifieke stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden.
3.7.
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Kess zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt Kess in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 1] begroot op € 332,-- aan verschotten en € 3.342,-- voor salaris en op € 157,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 82,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C. Toorman, E.K. Veldhuijzen van Zanten en M.E. Hinskens-van Neck en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2023.