ECLI:NL:GHAMS:2023:665

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
23-000530-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vrijspraak in hoger beroep inzake alcoholonderzoek bij verkeersdelict

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft een verkeersdelict waarbij de verdachte werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol, en de vraag of de bloedmonsters op de juiste wijze zijn behandeld en verzonden naar het laboratorium. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de strikte waarborgen, zoals voorgeschreven in artikel 13 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, zijn nageleefd. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of het bloedmonster 'zo spoedig mogelijk' naar het laboratorium was verzonden, wat essentieel is voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. Het hof heeft de vrijspraak van de politierechter bevestigd, maar met andere motivering. De raadsman had verzocht om een politieambtenaar te horen, maar dit verzoek werd niet verder besproken omdat de voorwaarde niet was vervuld. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. N.J.M. de Munnik, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000530-21
datum uitspraak: 13 februari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer
96-209044-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1987,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 september 2022 en 30 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis, waarbij de verdachte van het hem tenlastegelegde is vrijgesproken.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, ertoe strekkend dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 850,00, te vervangen door 17 dagen hechtenis, en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de in eerste aanleg gegeven motivering van de vrijspraak vervangt door de navolgende.

Vrijspraak

De raadsman heeft zich op de terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, op de grond dat niet kan worden vastgesteld dat het bij de verdachte afgenomen bloedmonster, als voorgeschreven door artikel 13 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (oud) (hierna: het Besluit), ‘zo spoedig mogelijk’ is verstuurd naar het laboratorium Labor, zodat er geen sprake is van een onderzoek als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994).
Het hof overweegt als volgt.
Van een onderzoek zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 is slechts sprake als de strikte waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek met het oog op de betrouwbaarheid van de resultaten daarvan heeft omringd. Tot deze strikte waarborgen behoort onder meer het in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit (oud) neergelegde voorschrift dat buisjes bloed zo spoedig mogelijk naar een voor het bloedonderzoek geaccrediteerd laboratorium als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van het Besluit worden gezonden (vgl. HR 27 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1684).
In dit geval kan worden vastgesteld dat politieambtenaar [verbalisant01] op 3 mei 2019 tegenwoordig was bij de bloedafname van de verdachte in Amsterdam, de bloedmonsters heeft verpakt en verzegeld en een aanvraag voor bloedonderzoek heeft gedaan. Uit het (mede) door hem opgemaakte proces-verbaal kan tevens worden afgeleid dat de bloedmonsters zijn verzonden naar het geaccrediteerde laboratorium Labor Mönchengladbach, maar de vraag wanneer dat is geschied (en op welke wijze) wordt daarin niet beantwoord. Mede naar aanleiding van een in de sleutel van artikel 13 van het Besluit gezet verweer van de verdediging heeft het hof het openbaar ministerie op de terechtzitting van 5 september 2022 opgedragen om met betrekking tot het transport van de bloedblokken
op deze zaak toegespitsteinformatie in het geding te brengen. Vervolgens is er een vrachtbrief van de firma [firma] overgelegd, waaruit kan worden opgemaakt dat er van 7 op 8 mei 2019 een bloedblok is vervoerd van een politiebureau in Amsterdam naar evengenoemd laboratorium. Echter, omdat de daarop vermelde order-, transport- en ‘Planon’-nummers op basis van de voorliggende stukken niet op enigerlei wijze kunnen worden gekoppeld aan de bij de verdachte afgenomen bloedmonsters, geeft ook dit stuk niet een sluitend antwoord op bovengenoemde vraag.
Bij die stand van zaken is het hof van oordeel dat in onvoldoende mate kan worden vastgesteld of aan het vereiste van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder d, van het Besluit is voldaan. Aldus kan niet worden gezegd dat de strikte waarborgen waarmee een onderzoek als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, WVW 1994 is omringd, volledig zijn nageleefd, zodat van ‘een onderzoek’ als bedoeld in dat artikel geen sprake is. Het hof is dan ook met de politierechter, zij het op andere gronden, van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft op de terechtzitting in hoger beroep het voorwaardelijke verzoek gedaan om politieambtenaar [verbalisant02] te horen ingeval het hof diens proces-verbaal voor het bewijs zou willen bezigen. Gelet op de na te melden beslissing is de door de raadsman gestelde voorwaarde niet vervuld, zodat het verzoek verder geen bespreking behoeft.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. T. de Bont en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. S.K. van Eck, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 februari 2023.
Mr. N.J.M. de Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]