In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 juli 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 2005, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar was wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen. In het hoger beroep was enkel de veroordeling ter discussie gesteld. De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een omgebouwd pistool van het merk Zoraki, type 914-T, kaliber 9 x 17 mm, op of omstreeks 18 oktober 2021 in Amsterdam.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 10 november 2022 en 23 februari 2023 heeft het hof de verklaringen van de getuige en de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte veroordeeld moest worden op basis van de verklaring van de getuige, die eerder had verklaard het vuurwapen aan de verdachte te hebben getoond. De raadsman van de verdachte betoogde echter dat de getuige onder ede had ontkend deze verklaring en dat de verdachte geen wetenschap had van het vuurwapen.
Het hof heeft geconcludeerd dat, zelfs als de verklaring van de getuige bij de politie als bewijs zou worden aanvaard, dit niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte het vuurwapen in een mate had voorhanden die voor een veroordeling noodzakelijk is. Het hof heeft daarom het vonnis van de kinderrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.