ECLI:NL:GHAMS:2023:444

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
200.300.571/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake onbetaald gelaten facturen voor huur van containers en vertegenwoordiging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin Sortas Recycling B.V. vorderingen had ingesteld voor onbetaalde facturen voor de huur van containers. De kantonrechter had geoordeeld dat [appellante] een overeenkomst met Sortas was aangegaan en dat zij de uit die overeenkomst voortvloeiende facturen diende te voldoen. [appellante] had in hoger beroep geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en de vorderingen van Sortas zou afwijzen. Sortas had geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis.

De feiten zijn als volgt: [appellante] heeft op 9 maart 2020 een betaling gedaan voor de huur van een container. Sortas heeft vervolgens facturen gestuurd voor het plaatsen en legen van meerdere containers. [appellante] heeft betwist dat zij de containers heeft besteld in opdracht van [naam 2], de eigenaar van de percelen waar de containers geplaatst werden. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van middellijke of onmiddellijke vertegenwoordiging, omdat [naam 2] had betwist dat zij opdracht had gegeven aan [appellante].

In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellante] verworpen. Het hof oordeelde dat er geen bewijs was voor de stelling dat [appellante] de containers in opdracht van [naam 2] had besteld. De grieven faalden en het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.300.571/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 8812710 CV EXPL 20-18342
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 februari 2023
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. W. Matadien te Amsterdam,
tegen
SORTAS RECYCLING B.V.,
gevestigd te Urk,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.A. Bos te Zwolle.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Sortas genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 27 september 2021 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 16 juli 2021, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen Sortas als eiseres en [appellante] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, met productie.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vorderingen van Sortas zal afwijzen, met veroordeling van Sortas in de kosten van het geding in beide instanties.
Sortas heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellante] in - naar het hof begrijpt - de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.
Sortas heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het vonnis van 2 april 2021 onder 1.1 tot en met 1.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
2.1
[appellante] heeft op 9 maart 2020 om 10:35 uur € 490,00 betaald via de website van Containerverlener met de omschrijving “Container betaling”.
2.2
Containerverlener heeft op 9 maart 2020 om 10:38 uur in een e-mail aan Sortas met de omschrijving “Bevestiging bestellen Containerverlener – 20200309092301” het volgende geschreven:
“Beste Containerverlener,
De betaling van bestelling 20200309092301 is ontvangen. De bestelling is hiermee definitief. Een overzicht van de aanvraag:
Contactgegevens:
Naam: [appellante]
Adres: [straatnaam 1] 60
Postcode: [postcode]
Woonplaats: [plaats]
Telefoon: (…)
E-mail: [e-mailadres]
Opmerking: Ik wil graag dat container aan de achterkant van het gebouw wordt geplast. ( [straatnaam 2] )
Bestelling: 20200309092301
Datum levering: 10-03-2020
Omvang: Container 10 m³
Afvalsoort: Alles door elkaar
Wel toegestaan: Gasbeton, Groenafval, Tuinhout, Puin/Stenen, Kalkzandsteen, Gips
Niet toegestaan: Chemisch afval, Dakafval, Asbest
Totaal: € 490,00 (404,96 excl. BTW)
Met vriendelijke groet,
Containerverlener”
2.3
Op 24 maart 2020 heeft Sortas aan [appellante] een factuur van € 2.478,79 gestuurd voor het plaatsen en legen van drie containers in de periode van 12 tot en met 20 maart 2020, te betalen binnen dertig dagen.
2.4
Op 14 april 2020 heeft Sortas aan [appellante] een factuur van € 427,90 gestuurd voor het plaatsen en legen van een container in de periode van 18 maart tot en met 9 april 2020, te betalen binnen dertig dagen.
2.5
In een e-mail van [naam 1] (hierna: [naam 1] ) aan Sortas van 17 april 2020 is het volgende vermeld:
“U gebruikt persoonsgegevens mevrouw [appellante] in u administratie als opdraagveer bestelling container, mevrouw [appellante] heeft op mijn verzoek container besteld voor de perceel [straatnaam 1] 58 en 60 te [plaats] i.v.m. slopen van de woning mevrouw [naam 2] . Met deze e-mail verzoek ik u om gegevens van mevrouw [appellante] te rectificeren.
Factuur met nummer 202103 en 202709 moet op de naam van eigenaar van de perceel [straatnaam 1] 58 en 60 te [plaats] komen. Ik heb
Mevrouw [naam 2]
[straatnaam 1] 58 60
[postcode] [plaats]
Ik verzoek u vriendelijk op grond van artikel12 en 16 van de Algemene verordening gegevensbescherming mijn persoon gegevens uit u systeem verwijderen.”
2.6
Sortas heeft vervolgens de facturen op naam gesteld van [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.7
In een e-mail van [naam 2] aan Meun Incasso van 23 juli 2020 is het volgende vermeld:
“N.a.v. ons telefoongesprek van zojuist stuur ik u deze mail.
Zoals telefonisch toegelicht waren de panden in beheer van mevrouw [appellante] . Dhr [naam 1] die u gesproken heeft is haar man.
Na constatering van een wietplantage door de politie afgelopen februari zijn de panden met grote schade/ ravage achtergelaten.
Beheerder was verantwoordelijk om de panden in de originele staat weer op te leveren aan mij.
Ik heb voor uw vordering en geen enkele andere vorderingen opdracht gegeven.
De reden voor het feit dat ik nu pas reageer is omdat de panden 3 maanden gesloten/verzegeld waren door de gemeente en de panden niet betreden mochten worden.”
2.8
Bij brief van 20 augustus 2020 heeft Sortas [appellante] verzocht om de volledige openstaande hoofdsom en de reeds vervallen rente ad € 73,64 binnen veertien dagen na bezorging van de brief te betalen, bij gebreke waarvan het openstaande bedrag wordt verhoogd met € 415,67 aan incassokosten.

3.Beoordeling

3.1
In eerste aanleg heeft Sortas gevorderd dat [appellante] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.906,69 aan hoofdsom;
b. € 415,67 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. € 98,42 aan rente, berekend tot en met 28 september 2020;
d. rente van 8% over € 2.906,69 vanaf 29 september 2020 tot de dag van voldoening;
e. de proceskosten.
[appellante] heeft verweer gevoerd.
3.2
De kantonrechter heeft overwogen dat [naam 1] , de partner van [appellante] , in een e-mail van 17 april 2020 heeft geschreven dat [appellante] op zijn verzoek containers heeft besteld en dat de factuur op naam van [naam 2] moest worden gezet. Sortas heeft betwist dat de containers namens [naam 2] zijn besteld, waarbij Sortas een schriftelijke verklaring van [naam 2] heeft overgelegd, waarin zij uitdrukkelijk betwist opdracht te hebben gegeven aan [appellante] om namens haar containers te bestellen. [appellante] heeft deze verklaring slechts mondeling betwist. Sortas heeft – na een verzoek hiertoe van [naam 1] – de facturen op naam van [naam 2] gezet, waarmee [naam 1] kennelijk de bedoeling heeft gehad om namens [appellante] Sortas te informeren over schuld- of contractsovername. De kantonrechter heeft geoordeeld dat van contractsovername geen sprake is omdat hiervoor een akte tussen [appellante] en [naam 2] is vereist en een dergelijke afspraak niet is gesteld, noch gebleken. Voor schuldovername is vereist dat [appellante] en [naam 2] afspraken hebben gemaakt over de overname van deze schuld door [naam 2] , maar ook dat is niet gesteld, noch gebleken. [appellante] voert uitsluitend aan dat zij in opdracht van [naam 2] containers heeft besteld, maar onderbouwt dit standpunt, gelet op de betwisting door [naam 2] , zoals overgelegd door Sortas, onvoldoende. Voor de stelling dat [naam 2] opdrachtgever is heeft [appellante] geen nadere onderbouwing gegeven, anders dan verwijzing naar de e-mail van 20 april 2020 waarin staat vermeld dat de factuur op naam van de eigenaar van [straatnaam 1] 59 en 60 te [plaats] moet komen en de – voor het eerst – op de mondelinge behandeling gedane mededeling dat bij de bestelling telefonisch is doorgegeven dat [naam 2] opdrachtgever was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [appellante] deze stelling veel eerder in de procedure had kunnen en moeten innemen en heeft de stelling wegens strijd met een goede procesvoering gepasseerd. De kantonrechter heeft daarbij nog in overweging genomen dat [appellante] [naam 2] in de procedure had kunnen betrekken door haar in vrijwaring op te roepen, maar hier om haar moverende redenen kennelijk van af heeft gezien. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat [appellante] een overeenkomst met Sortas is aangegaan en de uit die overeenkomst voortvloeiende facturen dient te voldoen. De vordering in hoofdsom is toegewezen, maar de buitengerechtelijke incassokosten niet, omdat de 14-dagen brief, die op 20 augustus 2020 is verstuurd, niet voldoet aan de strenge eisen die daaraan worden gesteld in zaken waarin een consument de debiteur is. [appellante] is als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten van Sortas belast. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.
3.3.1
Met
grief Ikomt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat voor de stelling dat [naam 2] opdrachtgever is [appellante] geen nadere onderbouwing heeft gegeven, anders dan verwijzing naar de e-mail van 20 april 2020 waarin staat vermeld dat de factuur op naam van de eigenaar van [straatnaam 1] 59 en 60 te [plaats] moet komen en de – voor het eerst – tijdens de mondelinge behandeling gedane mededeling dat bij de bestelling telefonisch is doorgegeven dat [naam 2] opdrachtgever was. [appellante] heeft daartoe – samengevat weergegeven en voor zover rechtens relevant – aangevoerd dat [naam 2] met een huurder een huurovereenkomst is aangegaan voor de periode van 1 april 2019 tot 4 april 2020, onder overlegging van een deel van een huurovereenkomst uit een strafdossier. [naam 2] heeft, naast de vermelding van haar eigen naam als eigenaar van het pand aan de [straatnaam 1] 59 en 60 te [plaats] , in de huurovereenkomst de naam van [appellante] vermeld als verhuurder, gemachtigde en beheerder. Op 3 februari 2020 werd een hennepplantage in het gehuurde pand ontdekt. [naam 2] heeft [naam 1] en [appellante] vervolgens gevraagd te helpen bij het opruimen, omdat zij hoogzwanger of net bevallen was. [naam 1] heeft [naam 2] bij e-mail van 3 september 2020 verzocht de openstaande factuur van Sortas van € 2.906,69 te voldoen, bij gebreke waarvan [naam 1] rechtsmaatregelen zou treffen. [appellante] heeft gesteld dat, omdat de containers ten behoeve van het pand van [naam 2] zijn besteld, het gerechtvaardigd is te concluderen dat [appellante] de containers in opdracht en voor rekening van [naam 2] heeft besteld. Volgens [appellante] was bij de eerste bestelling sprake van middellijke vertegenwoordiging: [appellante] heeft de bestelling op eigen naam voor rekening van [naam 2] gedaan. Wat betreft de telefonische bestelling bij Sortas heeft [appellante] als onmiddellijk vertegenwoordiger van [naam 2] gehandeld, aangezien zij bij haar telefonische bestelling uitdrukkelijk heeft vermeld dat zij de containers in opdracht en voor rekening van [naam 2] bestelde. Sortas heeft verweer gevoerd.
3.3.2
Het hof overweegt als volgt. Tussen partijen staat vast dat [appellante] op 9 maart 2020 via de website van Sortas voor 10 maart 2020 een afvalcontainer heeft gehuurd en betaald, te plaatsen aan de achterzijde van het gebouw aan de [straatnaam 1] 60 te [plaats] . Vervolgens heeft [appellante] Sortas telefonisch opdracht gegeven om nog een aantal containers op dezelfde locatie te plaatsen. Sortas heeft deze containers geplaatst en gevuld met afval weer opgehaald, en de huursom van € 2.906,69 tevergeefs bij [appellante] in rekening gebracht.
3.3.3
Van middellijke vertegenwoordiging wordt gesproken, indien iemand krachtens zijn bevoegdheid een rechtshandeling verricht in eigen naam – dus zichzelf bindend – doch voor rekening van een ander. Hiervan is geen sprake omdat [naam 2] uitdrukkelijk heeft betwist dat zij opdracht aan [appellante] heeft gegeven om namens haar de containers te bestellen, en ook anderszins onvoldoende is gesteld om een dergelijke bevoegdheid van [appellante] aan te nemen. Ten aanzien van de telefonische bestelling heeft [appellante] gesteld dat zij als onmiddellijk vertegenwoordiger van [naam 2] optrad. De daartoe vereiste volmacht was niet aanwezig, gelet op de onder 2.7 geciteerde e-mail van [naam 2] aan Sortas van 23 juli 2020 waarin [naam 2] onder andere heeft geschreven:
‘(…) Ik heb voor uw vordering en geen enkele andere vorderingen opdracht gegeven. (…)’Daarbij komt dat Sortas heeft ontkend dat [appellante] bij de telefonische bestelling zou hebben aangegeven dat zij handelde namens [naam 2] . [appellante] heeft kennelijk ter onderbouwing van haar stelling dat haar impliciet volmacht was verleend door [naam 2] twee pagina’s van een huurovereenkomst afkomstig uit een strafdossier overgelegd. Daarbij ontbreken meerdere pagina’s, zodat niet duidelijk is wie de contractspartijen bij deze huurovereenkomst zijn. Uit de wel overgelegde pagina’s blijkt in ieder geval niet dat [naam 2] in de huurovereenkomst de naam van [appellante] heeft vermeld als verhuurder, gemachtigde en beheerder, zoals [appellante] heeft gesteld. De conclusie is dat noch van middellijke, noch van onmiddellijke vertegenwoordiging sprake is geweest. Grief I faalt.
3.4.1
Met
grief IIkomt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat van contractsovername geen sprake is omdat hiervoor een akte tussen [appellante] en [naam 2] is vereist en een dergelijke afspraak niet is gesteld, noch gebleken. Voor schuldovername is vereist dat [appellante] en [naam 2] afspraken hebben gemaakt over de overname van deze schuld door [naam 2] , maar ook dat is niet gesteld, noch gebleken. [appellante] voert uitsluitend aan dat zij in opdracht van [naam 2] containers heeft besteld, maar onderbouwt dit standpunt, gelet op de betwisting door [naam 2] , zoals overgelegd door Sortas, onvoldoende, aldus de kantonrechter. [appellante] heeft daartoe aangevoerd dat haar verklaring, dat Sortas op haar verzoek de facturen op naam van [naam 2] zou moeten zetten, betrekking heeft op de telefonische bestellingen. [appellante] houdt het niet voor mogelijk dat Sortas de bij haar gedane bestellingen niet zou bevestigen aan de persoon die de bestelling had geplaatst of op wiens naam de bestelling was gedaan en dat een bestelling al definitief zou zijn zonder een betaling. Volgens [appellante] was geen sprake van contracts- of schuldovername, maar hebben [naam 1] en [appellante] in opdracht en voor rekening van [naam 2] de bestellingen geplaatst.
3.4.2
Het hof oordeelt dat [appellante] , net als in eerste aanleg, ook in hoger beroep uitsluitend aanvoert dat zij in opdracht en voor rekening van [naam 2] containers heeft besteld, maar dat zij dit standpunt onvoldoende onderbouwt, gelet op de betwisting door Sortas en de verklaringen van [naam 2] . Grief II faalt.
3.5
De slotsom is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Sortas begroot op € 772,00 aan verschotten en € 787,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, I.A. Haanappel-van der Burg en E. Verhulp en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2023.