ECLI:NL:GHAMS:2023:3754

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
19 mei 2024
Zaaknummer
23-001686-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in witwaszaak met betrekking tot goederen afkomstig uit misdrijf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2019. De verdachte was eerder vrijgesproken van meerdere tenlastegelegde feiten, waaronder witwassen. Het hof heeft het hoger beroep van zowel de verdachte als het openbaar ministerie behandeld. De verdachte is beschuldigd van het witwassen van goederen, waaronder een auto en luxe artikelen, die afkomstig zouden zijn uit misdrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan het witwassen van goederen die hij had verworven met geld dat afkomstig was uit een misdrijf. De verdachte heeft verklaard dat hij deze goederen heeft aangeschaft met geld dat hij van een vriendin had geleend, maar het hof heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, gezien de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de legale economie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001686-19
datum uitspraak: 16 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 13-680106-18 en 13-665613-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte en de officier van justitie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.
Het hoger beroep van het openbaar ministerie is, blijkens een e-mailbericht van de advocaat-generaal van 29 mei 2023 en de mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting, niet langer gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep opgenomen beslissingen (vrijspraak) ten aanzien van het onder 1 (eerste en tweede cumulatief/alternatief) en onder 2 ten laste gelegde. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 416, lid 3 Sv, zal het hof het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep in zoverre eveneens niet-ontvankelijk verklaren, zodat het onder 1 en 2 tenlastegelegde in hoger beroep niet langer aan de orde is.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde - aan de verdachte tenlastegelegd dat:
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) van (een) voorwerp(en), te weten een auto (merk Mercedes, voorzien van kenteken [kenteken] ) en/of een horloge (merk Rolex) en/of diverse kleding en/of goederen (merk Louis Vuitton, met een waarde van circa 2915 euro) en/of een geldbedrag (van circa 1400 euro) de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing heeft verborgen of verhuld, dan wel heeft verborgen of verhuld wie de rechthebbende op (een of meerdere van) voornoemde voorwerp(en) is of het voorhanden heeft, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den)
moet(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerpen) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk
of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen,) in of omstreeks de periode van 1 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 te Vleuten en/of Muiderberg en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere voorwerpen, te weten een auto (merk Mercedes, voorzien van kenteken [kenteken] ) en/of een horloge (merk Rolex) en/of diverse kleding en/of goederen (merk Louis Vuitton, met een waarde van circa 2915 euro,) en/of een geldbedrag (van circa 1400 euro), heeft verworven en/of voorhanden en/of heeft omgezet en/of van (een of meer van) voornoemde voorwerp (en), gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp (en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen en het geldbedrag niet uit ‘enig misdrijf’ afkomstig zouden zijn. Een toenmalige vriendin van de verdachte, [naam 1] , zou een groot geldbedrag aan de verdachte hebben geleend, waarmee hij diverse aankopen heeft gedaan.
Evenals de rechtbank acht het hof niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder het eerste cumulatief/alternatief wordt verweten, de zogenoemde verhullingsvariant van het witwassen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt ten aanzien van het als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde als volgt.
Vooropgesteld wordt dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, onder b Sr en artikel 420bis.1 Sr opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig (eigen) misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Bij de stukken in het dossier bevindt zich een kopie van zaaksdossier “ZAAK03 – Oplichting”. Blijkens dit zaaksdossier heeft [naam 1] op 28 januari 2019 aangifte gedaan van afpersing en oplichting door de verdachte. Deze zaak is (in eerste aanleg) in kopie ingebracht omdat de verdachte hiervoor afzonderlijk wordt vervolgd door het openbaar ministerie onder parketnummer 13-689056-19. Op verzoek van de verdediging is [naam 1] op 17 november 2021 in hoger beroep als getuige gehoord door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof.
In de verklaringen van [naam 1] vindt het hof geen ondersteuning voor de verklaring van de verdachte dat sprake is van een geldlening, terwijl de aangifte van [naam 1] wel wordt ondersteund door de inhoud van de eveneens in het dossier opgenomen WhatsAppberichten tussen de verdachte en [naam 2] , waarin onder meer wordt gesproken over de “stunt van de eeuw”, gevolgd door “en wat je hebt gepakt van [naam 3] heb ik je meegeholpen”.
Het hof is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest, in voldoende mate blijkt, dat sprake is van ‘enig misdrijf’ gepleegd door de verdachte jegens [naam 1] . Zij heeft verklaard dat zij in totaal € 88.000,- aan de verdachte heeft verstrekt. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat alle in de tenlastelegging opgenomen voorwerpen door hem zijn aangeschaft van het door [naam 1] aan hem verstrekte geldbedrag en dat ook het bij hem aangetroffen contante geldbedrag daarvan afkomstig was.
Het hof acht derhalve bewezen dat de verdachte geld dat [naam 1] hem heeft verstrekt heeft omgezet in de Mercedes, de kleding en luxegoederen van Louis Vuitton en het Rolex horloge en het (resterende) geldbedrag van € 1.400,- voorhanden heeft gehad, terwijl een en ander afkomstig was uit enig misdrijf van de verdachte, gepleegd jegens [naam 1] .

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2018 tot en met 18 augustus 2018 in Nederland, voorwerpen, te weten een auto (merk Mercedes, voorzien van kenteken [kenteken] ) en een horloge (merk Rolex) en diverse kleding en goederen (merk Louis Vuitton, met een waarde van circa 2915 euro,) heeft omgezet, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk - afkomstig waren uit eigen misdrijf
en een geldbedrag (van circa 1400 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk - afkomstig was uit eigen misdrijf.
Hetgeen onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen
en
eenvoudig witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarbij is rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn door 2 in plaats van 3 maanden gevangenisstraf te vorderen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft zichzelf daarbij ook verrijkt door goederen aan te schaffen met door hemzelf uit misdrijf verkregen geld. Door crimineel geld in het gewone betalingsverkeer te brengen, werkt de verdachte eraan mee dat criminele activiteiten en inkomsten daaruit worden verhuld. Verder vormt witwassen een ernstige bedreiging van de legale economie en tast het de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Het hof heeft daarnaast acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2023, waaruit blijkt dat hij in het verleden al vele malen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van diverse strafbare feiten, waaronder witwassen, waarvoor hij ook gevangenisstraffen heeft uitgezeten. Het hof houdt verder rekening met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof acht, gelet op deze omstandigheden, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof heeft geconstateerd dat sprake is van een aanzienlijke schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, tussen het instellen van het hoger beroep op 26 april 2019 en het wijzen van arrest door het hof op 16 juni 2023 is een periode verstreken van ruim vier jaren. Het hof zou zonder deze constatering, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf hebben opgelegd van drie maanden.
Gelet echter op de hiervoor vastgestelde aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn, moet worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. Deze is passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 420bis en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gerekwireerd tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging.
Met de advocaat-generaal en de raadsman acht het hof, gelet op de tijd die de verdachte in de onderhavige zaak in voorarrest heeft doorgebracht, het verhandelde ter terechtzitting, de uitkomst van deze procedure en het tijdsverloop, het bevelen van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf nu niet opportuun. De vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover (nog) aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag van € 1.400,00 (goednummer 5618974);
- een geldbedrag van € 20,10 (goednummer 5622844);
- een personenauto, merk Mercedes-Benz, type E400, met kenteken [kenteken] (goednummer 5619390);
- een horloge, merk Rolex (goednummer 5619589);
- een tas met vijf polo's, merk Doriani van winkelketen [winkel] (goednummer 5619466);
- een portemonnee, merk Louis Vuitton (goednummer 5619596);
- een portemonnee, merk Louis Vuitton (goednummer 5669618);
- een portemonnee, merk Louis Vuitton (goednummer 5669675);
- een tas, merk Louis Vuitton (goednummer 5669729).
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 23 augustus 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016, parketnummer 13-665613-15, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter mr. J.L. Bruinsma en mr. V.M.A. Sinnige, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 juni 2023.
=========================================================================
[…]