ECLI:NL:GHAMS:2023:3745

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-002144-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verboden wapenbezit en witwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2020. De verdachte, geboren in 1980, was in eerste aanleg veroordeeld voor verboden wapenbezit en witwassen. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. Tijdens de zitting op 22 juni 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van vuurwapens van de merken Glock en het verwerven van goederen die afkomstig waren uit misdrijven, waaronder horloges en een geldbedrag van circa 205.405 euro.

Het hof heeft in zijn uitspraak de vrijspraak van de verdachte in zaak B (parketnummer 13-730028-20) uitgesproken, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de in zijn berging aangetroffen hasjiesj. In zaak A (parketnummer 13-730017-20) heeft het hof echter geoordeeld dat de verdachte wel schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het voorhanden hebben van vuurwapens en het witwassen van criminele goederen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Tevens zijn verschillende in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard en onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002144-20
datum uitspraak: 6 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 september 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-730017-20 (
zaak A)en 13-730028-20 (
zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 13-730017-20 (
zaak A):
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Glock, type 26, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of patronen (kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machine pistool, van het merk Glock, type 17, kaliber 9x19 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of patronen (kaliber 9 mm) voorhanden heeft gehad;
3.
hij in of omstreeks de periode van 18 december 2015 tot en met 13 mei 2020, althans op of omstreeks 13 mei 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp/ die voorwerpen geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf, te weten
- een of meerdere horloges (van de merken Rolex, Cartier en Breitling, met een waarde van circa 28.750 euro) en/of
- een auto, te weten een Audi met kenteken [kenteken], heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of
- een geldbedrag van (ongeveer) 205.405 euro, althans een grote hoeveelheid contant geld,
en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedragen (van (in totaal) (ongeveer) 205.405 euro), althans een grote hoeveelheid contant geld, de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) op voornoemd(e) geldbedrag(en) was/waren en/of verborgen en/of verhuld wie voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat voornoemd(e) geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
Zaak met parketnummer 13-730028-20 (
zaak B):
hij op of omstreeks 13 mei 2020 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 991 gram hasjiesj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hashish), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders dan de rechtbank in zaak B tot een vrijspraak komt en in zaak A tot een andere bewijsconstructie gelet op de bekennende verklaring van de verdachte in zaak A afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep.

Vrijspraak zaak B

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde in zaak B wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte geen wetenschap had van de 991 gram hasjiesj in zijn berging en dat de verdachte mitsdien moet worden vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben daarvan.
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in zaak B is tenlastegelegd. Met de raadsman is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte zoals hij die heeft afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep niet met een voor een bewezenverklaring vereiste voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de in de berging aangetroffen 991 gram hasjiesj, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsmotivering zaak A

De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde in zaak A wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Van de zijde van de verdediging is in hoger beroep ten aanzien van het tenlastegelegde in zaak A geen verweer (meer) gevoerd. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van zaak A een bekennende verklaring afgelegd. Het hof is van oordeel dat alle ten laste gelegde feiten in zaak A wettig en overtuigend zijn bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1
hij op 13 mei 2020 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool van het merk Glock, type 26, kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en patronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
feit 2
hij op 13 mei 2020 te Amsterdam een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool van het merk Glock, type 17, kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en patronen (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;
feit 3
hij in de periode van 18 december 2015 tot en met 13 mei 2020 te Amsterdam meerdere voorwerpen heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk
– onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf, te weten:
- meerdere horloges van de merken Rolex, Cartier en Breitling met een waarde van circa 28.750,00 euro en
- een auto, te weten een Audi met kenteken [kenteken]
en
- van een geldbedrag van in totaal 199.105,00 euro de werkelijke aard en de herkomst heeft verborgen en verhuld terwijl hij wist dat voornoemd geldbedrag geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen in zaak A meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 15 maanden en 11 dagen (in totaal 461 dagen) voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een straf kan worden opgelegd gelijk aan de eis van de advocaat-generaal.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Er is sprake van een zorgwekkende toename van vuurwapenbezit en -geweld in de maatschappij. De schade die in de samenleving kan worden aangericht met dergelijke wapens is enorm. Het hof acht het zorgwekkend en rekent het de verdachte aan dat hij tegen betaling zijn huis en sleutels ter beschikking heeft gesteld aan derden waardoor (zware) criminele activiteiten aldaar konden plaatsvinden, in ieder geval het voorhanden hebben van meerdere vuurwapens en een grote hoeveelheid munitie. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van goederen en een groot geldbedrag. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer. Witwassen vormt een bedreiging voor de samenleving en bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van
12 juni 2023 en heeft dit bij zijn beraadslagingen over de op te leggen straffen betrokken.
Het hof stelt verder vast dat er in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van tien maanden. De verdachte is op 14 mei 2020 in verzekering gesteld, op welke datum de op de redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang nam. Op 23 september 2020 heeft de rechtbank vonnis gewezen. De verdachte heeft op 25 september 2020 hoger beroep ingesteld. Op 6 juli 2023 zal het hof het arrest uitspreken. De procedure heeft aldus, door de voortvarende behandeling in eerste aanleg, in zijn geheel ruimschoots minder dan vier jaren geduurd. Daarnaast is van belang dat een deel van de overschrijding in hoger beroep aan de verdediging te wijten is, nu de verdediging pas na meerdere rappel-berichten heeft gereageerd op de vraag of de door het openbaar ministerie op verzoek van de verdediging overgelegde stukken nog nadere onderzoekswensen met zich meebrachten. Dit tezamen maakt dat het hof zal volstaan met de enkele constatering van de inbreuk.
Het hof heeft ten slotte in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken en de omstandigheid dat de verdachte in hoger beroep openheid van zaken heeft gegeven, zijn verantwoordelijkheid voor de gepleegde feiten heeft genomen en spijt heeft betuigd. Dit maakt dat het hof een andere straf zal opleggen dan de rechtbank heeft gedaan. Het hof acht, alles afwegende, de oplegging van een gedeeltelijk (on)voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
Blijkens een beslaglijst van 20 augustus 2020 zijn bij de verdachte de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Geluiddemper
2. Pistool GLOCK
3. Pistool GLOCK
4. Munitie patronen
5. Holster GLOCK leer
6. Zak DEEN zat de hasj in
7. Verdovende Middelen hasj
8. Geldautomaat telmachine
9. Kasboek
10. Personenauto [kenteken] AUDI A4 2015 Kl: grijs
11. Horloge ROLEX
12. Horloge CARTIER
13. Horloge ROLEX
14. Horloge BREITLING
15. Horloge BREITLING
16. Horloge
17. Horloge ROLEX
18. Horloge
19. Vuurwerk
20. Doos patroon doosje waar patronen in zaten
21. Zak
22. Zak
23. Zak
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep afstand gedaan van alle in beslag genomen horloges. Mitsdien hoeft het hof ten aanzien van de hiervoor genoemde voorwerpen onder de nummers 11 tot en met 18 van de beslaglijst geen beslissing (meer) te nemen.
Nu met betrekking tot voorwerp nummer 10 het in zaak A onder feit 3 bewezen geachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard. Het voorwerp is daarvoor ook vatbaar en behoort aan de verdachte toe.
De voorwerpen vermeld onder de nummers 1 tot en met 5 en 20 dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het in zaak A onder feit 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Ook de voorwerpen onder de nummers 6, 7, 8, 9, 19, 21, 22 en 23 dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu deze voorwerpen (als gezamenlijkheid) van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 13-730028-20 / zaak B tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
13-730017-20 / zaak A onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A onder 1, 2 en 3 (met parketnummer 13-730017-20) bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
461 (vierhonderdeenenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
10. Personenauto [kenteken] AUDI A4 2015 Kl: grijs.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. Geluidsdemper
2. Pistool Glock
3. Pistool Glock
4. Munitie patronen
5. Holster GLOCK leer
6. Zak DEEN zat de hasj in
7. Verdovende Middelen hasj
8. Geldautomaat telmachine
9. Kasboek
19. Vuurwerk
20. Doos patroon doosje waar patronen in zaten
21. Zak
22. Zak
23. Zak.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. J.L. Bruinsma en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juli 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]