ECLI:NL:GHAMS:2023:3739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-001304-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handel in Kamagra-pillen en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2019. De verdachte, geboren in 1983, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden voor de handel in Kamagra-pillen, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning was afgegeven, en gewoontewitwassen. De advocaat-generaal had in hoger beroep een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist. De raadsvrouw pleitte voor een lagere taakstraf en geen voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen. De verdachte had zich gedurende meer dan een jaar schuldig gemaakt aan de handel in Kamagra-pillen, waarbij hij gebruik maakte van websites en bankrekeningen op naam van anderen om zijn identiteit te verbergen. Het hof oordeelde dat de verdachte zijn eigen financieel gewin boven de gezondheid van de kopers had gesteld, wat een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. Bovendien had hij een gewoonte van witwassen ontwikkeld, wat de legale economie in gevaar brengt.

Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de afhandeling van de zaak fors is overschreden, wat heeft geleid tot de beslissing om een andere straf op te leggen dan gebruikelijk is. In plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, heeft het hof een taakstraf van 240 uren opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de straf vernietigd en de overige onderdelen van het vonnis bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001304-22
datum uitspraak: 19 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 7 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 09-808156-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde (gevangenis)straf - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte - in het geval van een bewezenverklaring - een lagere taakstraf dan door de advocaat-generaal gevorderd en geen voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan de handel in Kamagra-pillen, zijnde een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning was afgegeven. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het ongecontroleerde bezit van Kamagra kan gevaren voor de volksgezondheid opleveren. Immers, de inhoud van het geneesmiddel is niet getest en het wordt niet op doktersadvies voorgeschreven. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn eigen geldelijk gewin laten prevaleren boven de gezondheid van de kopers. Bij zijn handelen heeft de verdachte gebruik gemaakt
van websites en bankrekeningen op naam van anderen, met het doel om zelf buiten beeld te blijven. Uit het onderzoek volgt dat er voor honderdduizenden euro's is gehandeld in Kamagra en dat geld uit die handel is witgewassen. Daar heeft de verdachte een gewoonte van gemaakt. Op die manier heeft hij ook de samenleving in financiële zin benadeeld. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft bovendien op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 maart 2023 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden in beginsel een passende sanctie is, gelet op de ernst van de bewezen geachte feiten en in ogenschouw genomen de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Het hof neemt echter in aanmerking dat in eerste aanleg en in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden fors is overschreden. De verdachte is op 17 juli 2014 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 7 juni 2019 vonnis gewezen en het hof doet bij arrest van 19 april 2023 uitspraak, bijna negen jaren na de inverzekeringstelling.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding een andere straf op te leggen dan in soortgelijke zaken gebruikelijk is, omdat de afdoening van de strafzaak zo lang heeft geduurd dat het opleggen van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf geen redelijk doel meer dient. Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
nr. 3 1.00 STK Bonnen en dergelijke Post NL.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 1 1.00 STK Postpakket HONGARIJE;
nr. 2 15.00 STK Postpakket SPANJE.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. M. Lolkema en
mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 april 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]