ECLI:NL:GHAMS:2023:3636

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
29 januari 2024
Zaaknummer
23-000917-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting van een voormalig werkgever met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor oplichting. De tenlastelegging omvatte het zich voordoen als een bonafide medewerker van een bedrijf en het plaatsen van bestellingen voor laptops en tablets, zonder deze te betalen. De verdachte had gebruik gemaakt van een internetaccount van het bedrijf en had goederen ter waarde van € 32.810,36 besteld, die op een niet aan hem te linken adres werden afgeleverd. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de oplichting en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De politierechter had eerder een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand opgelegd. Het hof besloot de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf te verlengen naar twee jaren, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die materiële schade had geleden, toegewezen tot een bedrag van € 27.116,00. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000917-23
Datum uitspraak: 19 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-310203-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1976,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 december 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de politierechter toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 juli 2020 tot en met 7 juli 2020 te Amstelveen, althans in Nederland, met het oogmerk om zich te bevoordelen door
het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, door;
- zich bij [benadeelde partij01] , in strijd met de waarheid als bonafide medewerker/vertegenwoordiger van [bedrijf01] voor te doen, en/of (vervolgens)
- via het e-mailadres, [emailadres01] , een bestelling bij voornoemd [benadeelde partij01] te plaatsen,
daarbij gebruik makend van een internetaccount, toehorende aan voornoemde [bedrijf01] en met
bijbehorende (contact)gegevens, betreffende, van een hoeveelheid goederen (met een waarde van in totaal 32.810,36 euro), te weten
- een of meerdere laptops (merk HP EliteBook) en/of
- een of meerdere tablets (merk Microsoft Surface) en/of
- een of meerdere keyboards (merk Microsoft Surface) en/of
- een of meerdere laptops (merk Microsoft Surface) en/of
- een of meerdere tablets (merk Apple) en/of
- een of meerdere smart cases (merk Apple),in elk geval enig goed, en/of (vervolgens)
- op naam van [bedrijf01] een factuur laten opstellen welke hij, verdachte, niet betaald heeft en/of (vervolgens)
- die bestelling op het volgende adres, te weten [adres02] , af te laten leveren,
waardoor voornoemde bedrij(f)(ven), [benadeelde partij01] en/of [bedrijf01] , werd(en) bewogen tot afgifte van voornoemde goederen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 juli 2020 tot en met 7 juli 2020 te Amstelveen, met het oogmerk om zich te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid door:
- zich bij [benadeelde partij01] in strijd met de waarheid als medewerker/vertegenwoordiger van [bedrijf01] voor te doen, en
- via het e-mailadres [emailadres01] bestellingen bij voornoemd [benadeelde partij01] te plaatsen,
daarbij gebruik makend van een internetaccount toebehorende aan [bedrijf01] met bijbehorende (contact)gegevens, van een hoeveelheid goederen met een waarde van in totaal 32.810,36 euro, te weten
- laptops (merk HP EliteBook) en
- tablets (merk Microsoft Surface) en
- keyboards (merk Microsoft Surface) en
- laptops (merk Microsoft Surface) en
- tablets (merk Apple) en
- smart cases (merk Apple), en vervolgens
- op naam van [bedrijf01] facturen laten opstellen en
- die bestellingen op het volgende adres, te weten [adres02] , af te laten leveren,
waardoor voornoemd bedrijf, [benadeelde partij01] , werd bewogen tot afgifte van voornoemde goederen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van een maand met een proeftijd van één jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, toen hij niet meer in dienst was bij [bedrijf01] , namens dat bedrijf bestellingen geplaatst bij [benadeelde partij01] BV, alsof hij daar nog in dienst was. De verdachte heeft daarbij gebruik gemaakt van zijn voormalig bedrijfse-mailadres, heeft facturen laten opstellen en heeft de door hem bestelde goederen af laten leveren op een door hem opgegeven adres dat niet aan hem te linken was en heeft een ander laten tekenen voor ontvangst. Hij heeft deze goederen vervolgens opgehaald, maar niet betaald. [benadeelde partij01] BV is als gevolg van het frauduleuze handelen van de verdachte opgelicht voor een bedrag van in totaal € 32.810,36 (inclusief btw). De verdachte heeft met zijn doortrapte en brutale gedrag, dat enkel was gericht op eigen financieel gewin, het vertrouwen van [benadeelde partij01] BV als ook dat van zijn voormalig werkgever [bedrijf01] , ernstig beschaamd.
In het nadeel van de verdachte neemt het hof voorts in aanmerking dat hij ter terechtzitting in hoger beroep, geconfronteerd met diverse aanwijzingen in het dossier in zijn richting, steeds naar anderen heeft gewezen en geen enkel inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn eigen handelen en de gevolgen daarvan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2023 is hij eerder met betrekking tot verschillende vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Ook recent nog is de verdachte in verband met een aan fraude gerelateerde zaak in aanraking gekomen met justitie.
Het hof sluit zich aan bij de vordering van de advocaat-generaal maar ziet aanleiding, gelet op de aard en de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, bij de voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand in plaats van een proeftijd van één jaar, een proeftijd van twee jaren op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 27.116,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te willen handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade (het bewezen verklaarde geldbedrag van € 32.810,36 minus btw) gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V. ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 27.116,00 (zevenentwintigduizend honderdzestien euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] B.V., ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 27.116,00 (zevenentwintigduizend honderdzestien euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
170 (honderdzeventig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 juli 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Jongeling, mr. J.L. Bruinsma en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 december 2023.