In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2022. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende, gelegen aan de [A-straat] te [Z], voor het kalenderjaar 2015. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde vastgesteld op € 264.500, wat door belanghebbende als te hoog werd betwist. Belanghebbende stelde dat de waarde primair op een lager bedrag moest worden vastgesteld door toepassing van een juiste erfpachtcorrectie en subsidiair op € 227.000. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 7 november 2023 heeft belanghebbende zijn standpunten verder toegelicht, waarbij hij onder andere verwees naar het 'black box'-arrest van de Hoge Raad en de noodzaak voor de heffingsambtenaar om transparantie te bieden over de gebruikte vergelijkingsobjecten. Het hof oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing had geleverd voor de vastgestelde WOZ-waarde en dat de gekozen vergelijkingsobjecten adequaat waren. Het hof verwierp de stelling van belanghebbende dat de heffingsambtenaar strategisch had gekozen voor de vergelijkingsobjecten en dat de erfpachtcorrecties te hoog waren. Het hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet in strijd had gehandeld met de beginselen van behoorlijk bestuur en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.