In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022. De verdachte, geboren in 1993 en thans gedetineerd, was aangeklaagd voor poging tot doodslag en bedreiging met zware mishandeling. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van een schadevergoedingsmaatregel. Het hof oordeelde dat de verdachte in een chaotische situatie met een mes naar het hoofd van het slachtoffer heeft gestoken, wat een aanmerkelijke kans op de dood met zich meebracht. De rechtbank had het verweer van de verdediging dat er geen aanmerkelijke kans op de dood was, verworpen, en het hof steunde deze conclusie. De advocaat-generaal had een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel gevorderd, maar het hof vond onvoldoende aanknopingspunten voor deze maatregel en wees de vordering af. De benadeelde partij had een schadevergoeding van € 9.732,00 gevorderd, maar het hof kende uiteindelijk € 2.198,00 toe, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof legde ook een gijzeling op van maximaal 43 dagen indien de verdachte niet aan zijn betalingsverplichtingen voldeed. Het arrest werd uitgesproken in een openbare zitting.