ECLI:NL:GHAMS:2023:3617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
23-002783-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis in hoger beroep met betrekking tot weigering van bloedonderzoek en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1993, was in eerste aanleg veroordeeld voor rijden onder invloed van alcohol. De verdediging stelde dat de verdachte niet wist dat hij verplicht was om mee te werken aan een bloedonderzoek, omdat hij slechts was gevorderd en niet bevolen. Het hof oordeelde echter dat, hoewel het woord 'bevel' niet letterlijk was gebruikt, het voor de verdachte duidelijk moest zijn dat hij verplicht was om mee te werken aan het bloedonderzoek. De verdachte had het politiebureau verlaten voordat het bloedonderzoek kon worden afgenomen, wat werd aangemerkt als weigering om mee te werken. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter en voegde een bewijsoverweging toe, waarbij het hof de bewijsmiddelen verving en de vordering van de advocaat-generaal in overweging nam. De raadsman had verzocht om de hulpofficier van justitie als getuige te horen, maar dit verzoek werd afgewezen omdat het hof het proces-verbaal van de hulpofficier niet voor het bewijs gebruikte. De beslissing van het hof was om het vonnis waarvan beroep te bevestigen, met inachtneming van de overwegingen in het arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002783-20
datum uitspraak: 4 oktober 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-036922-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen vervangt, een bewijsoverweging toevoegt en een overweging zal opnemen ten aanzien van een voorwaardelijk verzoek van de verdediging.

Bewijsmiddel

Een proces-verbaal van bevindingen rijden onder invloed met nummer PL1300-2018034018-2 van 16 februari 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant01] en [verbalisant02] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisanten of één van hen:
Op 16 februari 2018 zagen wij, verbalisanten, het voertuig met kenteken [kenteken01] over de [adres02] rijden. Wij zagen dat het voertuig met zeer hoge snelheid over het Surinameplein reed en een rood stoplicht negeerde. We hebben het voertuig een stopteken gegeven. Wij zagen dat het voertuig hieraan voldeed. Wij zijn hierop naar de bestuurder van het voertuig gelopen en vorderden zijn rijbewijs. Wij zagen dat de bestuurder de te naam gestelde van het voertuig betrof: [verdachte01] , geboren op [geboortedatum01] 1993 te [geboorteplaats01] .
Wij, verbalisanten, roken dat de adem van [verdachte01] naar het inwendige gebruik van alcohol riekte. Wij zagen dat de ogen van [verdachte01] bloeddoorlopen waren. Hierop hebben wij besloten [verdachte01] aan een blaastest te onderwerpen. Wij vorderden [verdachte01] de medewerking aan deze blaastest. Wij, verbalisanten, hebben gepoogd een geslaagde blaastest af te nemen bij [verdachte01] . Uiteindelijk is er geen geslaagde blaastest uitgekomen.
Wij, verbalisanten, hadden het vermoeden dat [verdachte01] onder invloed van alcohol reed. Wij vorderden hem de medewerking aan de ademanalyse op het politiebureau. Wij, verbalisanten, zijn vervolgens samen met [verdachte01] naar het politiebureau Overtoomse Sluis gegaan teneinde hem te onderwerpen aan een blaastest aan het ademanalyse apparaat. Wij hebben hem uitgelegd dat wanneer dit niet zou lukken er een bloedonderzoek zou volgen. Wij zagen dat [verdachte01] geen geslaagde ademanalyse aflegde.
Wij, verbalisanten, legden [verdachte01] uit dat er geen geslaagde ademanalyse was afgenomen en dat wij om deze reden een bloedtest zouden gaan afnemen. Wij, verbalisanten, hebben vervolgens telefonisch contact opgenomen met een arts. Wij hoorden de arts zeggen dat hij met ongeveer 1 uur ter plaatse zou zijn om bloed af te nemen. Wij deelden dit vervolgens mede aan [verdachte01] . Wij hoorden hem verklaren:
“Daar ga ik niet op wachten. Ik ga dan nu weg.”
Wij, verbalisanten, hebben [verdachte01] heel duidelijk uitgelegd dat wanneer hij nu weg gaat dit zal resulteren in de hoogste straf en dat wij dan zijn rijbewijs zouden invorderen. Ik hoorde hem zeggen:
“Dat vind ik goed.”.
Wij, verbalisanten hebben vervolgens de hulpofficier van justitie [verbalisant03] ingelicht van voornoemde. Wij hoorden [verbalisant03] op 16 februari 2018 aan [verdachte01] vorderen dat hij moest meewerken aan het bloedonderzoek. Wij hoorden [verdachte01] zeggen: “Ik ga geen uur wachten. Ik ga nu weg.”
Wij, verbalisanten, hebben hierop [verdachte01] een rijverbod aangezegd voor de duur van 24 uur. Wij zagen dat [verdachte01] vervolgens het politiebureau uit liep. Derhalve is er geen bloedonderzoek afgenomen van [verdachte01] .

Bewijsoverweging

De raadsman heeft primair vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte niet is bevolen, maar slechts is gevorderd aan het bloedonderzoek mee te werken. De verdachte wist derhalve niet dat hij verplicht was mee te werken aan het bloedonderzoek. Nu geen sprake is van een bevel, kan volgens de verdediging het tenlastegelegde niet worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de mededeling van de hulpofficier van justitie gelet op de uit het bewijsmiddel blijkende context waarin die is gedaan, kan worden aangemerkt als een bevel in de zin van artikel 163, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 als bedoeld in de tenlastelegging. Dat het woord “bevel” niet letterlijk is gebezigd doet hieraan niet af, nu het voor de verdachte duidelijk moet zijn geweest dat hij verplicht was mee te werken aan het bloedonderzoek.
Nu de verdachte het politiebureau heeft verlaten voordat het bloedonderzoek kon worden afgenomen, heeft de verdachte daarmee geweigerd zijn medewerking te verlenen aan het bloedonderzoek. Derhalve acht het hof, met de advocaat-generaal, het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het verweer van de raadsman dienaangaande wordt derhalve verworpen.

Overweging ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft, in het geval dat het hof tot een bewezenverklaring komt, het voorwaardelijke verzoek gedaan om hulpofficier van justitie [verbalisant03] als getuige te horen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat zij een voor de verdachte belastend aanvullend proces-verbaal heeft opgemaakt.
Het hof komt tot een bewezenverklaring, zodat in zoverre aan de voorwaarde is voldaan. Nu het hof het proces-verbaal van [verbalisant03] niet voor het bewijs gebruikt en zij, gelet op de bewijsoverweging, geen noodzaak ziet om de getuige te horen, wordt het verzoek afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. N. van der Wijngaart en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 oktober 2023.
mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]