ECLI:NL:GHAMS:2023:3566

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
23-000190-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in de megazaak Himalaya met betrekking tot liquidaties en criminele organisatie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die betrokken was bij de megazaak Himalaya, die zich richt op meerdere onderzoeken naar liquidaties, voorbereidingen van liquidaties en het bestaan van een criminele organisatie tussen 2013 en 2016. De verdachte was eerder door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van bepaalde tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 19 januari 2022. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van de voorbereiding van moord op een specifiek slachtoffer in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015. De bewezenverklaring is gebaseerd op bewijsmiddelen die de betrokkenheid van de verdachte bij de voorbereiding van de liquidatie aantonen, waaronder communicatie met medeverdachten en het gebruik van versleutelde communicatie via Ennetcom. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, waarbij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd zwaar hebben meegewogen. De verdachte had samen met anderen een vuurwapen, gestolen voertuigen en PGP-toestellen voorhanden, en de voorbereiding van de moord was professioneel van aard. Het hof heeft ook rekening gehouden met de impact van dergelijke misdrijven op de samenleving en de onveiligheid die zij veroorzaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000190-22
datum uitspraak: 22 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 19 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-860204-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
thans gedetineerd in P.I. Alphen aan den Rijn, Maatschapslaan 1 te Alphen aan den Rijn.

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 en 21 december 2022, 6 en 8 september 2023, 7, 9, 14, 17 en 22 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaten-generaal (hierna: het Openbaar Ministerie) en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

3.Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat hij zich, kort en zakelijk weergegeven, heeft schuldig gemaakt aan:
  • primair: medeplegen van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015;
  • subsidiair: uitlokking van de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015;
  • meer subsidiair: medeplichtigheid aan de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] in de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof een enigszins andere bewijsconstructie dan de rechtbank hanteert en het (gedeeltelijk) bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel van overwegingen en beslissingen zou opleveren. Het hof neemt wel veel overwegingen van de rechtbank over.

5.Bewijsoverwegingen

5.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden vastgesteld dat de verdachte de gebruiker is geweest van het Ennetcomadres [9xkn] @ennetcom.biz (hierna: 9xkn). Uit het dossier blijkt dat de verdachte de schutter heeft geregeld en cruciale informatie heeft (door)gestuurd, wat maakt dat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
5.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de koppeling tussen de verdachte en de gebruiker van 9xkn ten tijde van het ten laste gelegde feit op grond van dit dossier niet kan worden gemaakt en dat ten gevolge daarvan de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De verklaringen van [medeverdachte 2] bieden daartoe extra grond. Voorts heeft de raadsman gesteld dat een wezenlijke bijdrage aan het tenlastegelegde door de gebruiker van 9xkn niet kan worden vastgesteld, wat ook tot vrijspraak moet leiden.
5.3
Oordeel van het hof
5.3.1
Identificatie van de gebruiker van het Ennetcomadres 9xkn
Op 5 december 2015 is er tijdens een doorzoeking in het door [medeverdachte 1] bewoonde appartement in Benidorm (Spanje) een Blackberry in beslag genomen. In deze telefoon stond het
[e-mailadres 1] (hierna: [e-mailadres 1] ) opgeslagen als “ [naam 1] / Own”. Het hof stelt vast dat [medeverdachte 1] de gebruiker is geweest van [e-mailadres 1] . In de telefoon zijn meerdere e-mailberichten tussen [medeverdachte 1] en het account 9xkn aangetroffen. Het account 9xkn staat in de telefoon van [medeverdachte 1] opgeslagen onder “ [bijnaam 1 verdachte] ”.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van het account 9xkn zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang:
- Het account 9xkn heeft op 3 oktober 2015 PGP-contact met [medeverdachte 1] , onder meer over de vraag of 9xkn iets voor [medeverdachte 1] moet halen bij een eettent en langsbrengen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 1] een kennis van hem is. De [medeverdachte 2] noemt de verdachte een vriend van [medeverdachte 1] .
  • Een deel van de communicatie tussen [medeverdachte 1] en 9xkn vindt plaats in het Papiaments. De verdachte is geboren op [geboorteplaats] , waar Papiaments een officiële taal is.
  • In telefoons van andere Ennetcomgebruikers staat account 9xkn opgeslagen onder de namen [bijnaam 6 verdachte] en [bijnaam 5 verdachte] . Uit de politiesystemen is gebleken dat de verdachte gebruik maakt van de bijnamen [bijnaam 6 verdachte] , [bijnaam 2 verdachte] , [bijnaam 3 verdachte] en [bijnaam 4 verdachte] . De verdachte had in 2015 rastahaar. Het hof constateert dat de bijnamen van de verdachte die bij de politie bekend zijn, nagenoeg overeenkomen met de namen waaronder het account 9xkn door anderen wordt opgeslagen. Daarbij kent het hof vooral betekenis toe aan de naam [bijnaam 5 verdachte] / [bijnaam 2 verdachte] / [bijnaam 3 verdachte] / [bijnaam 4 verdachte] .
- Op 3 oktober 2015 stuurt 9xkn naar [medeverdachte 1] : “Jaaa [deel bijnaam 1 verdachte] je ap niet zei zeg teeg [naam 2] wat voor tril machien ben jij”, “Alles lekker die mati van [naam 2] de vriend” en “Nee bitch zei heb teeg [naam 2] gezet wat voor grapje dit”. Enkele uren later stuurt 9xkn: “Net klaar met douchen effe ete met [naam 2] en richt A dm komen”. Op 4 oktober 2015 stuurt 9xkn aan [medeverdachte 1] : “Helemaal niets [naam 2] hier op mij vast geklampt”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij destijds een relatie had en nog steeds heeft met [naam 3] . Tevens is de verdachte op 5 oktober 2015, twee dagen na de geplande liquidatie op [slachtoffer] , in het bijzijn van [naam 3] in een auto gecontroleerd.
Zowel de verdachte als de gebruiker van 9xkn hebben aldus (nauw) contact met iemand die zij [naam 2] noemen. Het hof constateert dat de naam ‘ [naam 2] ’ nagenoeg overeenkomt met de naam ‘ [naam 3] ’. Het hof verwijst verder naar het proces-verbaal van verhoor van de verdachte van 1 maart 2012, waarin de verbalisant naar aanleiding van de verklaring van de verdachte heeft gerelateerd dat hij zijn sleutels van het huis en de auto aan ‘ [naam 2] ’ heeft gegeven, dat ‘ [naam 2] ’ in gesprek ging met een politieagent en in welke verklaring de verdachte het voorts heeft over een vriendin van ‘ [naam 2] ’. Het hof constateert dat de verbalisant tot drie maal toe de naam ‘ [naam 2] ’ heeft opgeschreven en gaat ervan uit dat de verbalisant dit heeft gedaan omdat de verdachte die naam heeft genoemd. Daaruit leidt het hof af dat de verdachte zijn vriendin [naam 2] noemt.
Het hof concludeert op basis van het voorgaande – in onderling verband en samenhang bezien – dat de verdachte de gebruiker is geweest van het account 9xkn.
5.3.2
Medeplegen van voorbereiding van moord
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 3 oktober 2015 voorbereidingshandelingen zijn verricht om [slachtoffer] op die dag van het leven te beroven. Het hof dient de vraag te beantwoorden of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen hiervan en overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. (vgl. Hoge Raad 20 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2126, NJ 2016/420, met noot N. Rozemond)
Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof het volgende vast.
Op 3 oktober 2015 had [medeverdachte 2] contact met een persoon in de Sporthallen Zuid te Amsterdam, alwaar [slachtoffer] aanwezig was. [medeverdachte 2] gaf aan de schutter, die op een brug stond, meerdere keren door hoe [slachtoffer] gekleed was en dat hij bijna naar buiten zou komen. Ook gaf hij aan de schutter door dat [slachtoffer] niet met de brommer/scooter, maar lopend zou zijn. [medeverdachte 2] had hierover contact met [medeverdachte 1] en hield hem op de hoogte. Ook de verdachte communiceerde met [medeverdachte 1] . Aan de schutter was een motorscooter afgegeven.
Om 22.14 uur stuurt de verdachte een mailwisseling door aan [medeverdachte 1] . Uit deze mailwisseling blijkt dat de verdachte contact heeft met ‘ [naam 4] ’. Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat ‘ [naam 4] ’ de beoogd schutter is.
Om 21.04 uur stuurt [medeverdachte 1] een signalement (blauw Adidastrainingspak, Adidasschoen en een Louis Vuittontasje) dat hij even daarvoor van [medeverdachte 2] heeft gekregen door aan ‘ [bijnaam] ’.
‘ [naam 4] ’ stuurt om 21.38 uur aan de verdachte dat hij risico voor niets neemt, dat hij de motor helemaal naar oost moet brengen en zo niet meer gaat werken. Verder stuurt hij dat hij werkt op honderd procent en geen risico voor niets neemt. ‘ [naam 4] ’ stuurt een berichtenwisseling met [medeverdachte 2] door aan de verdachte. Het hof leidt uit het dossier af dat ‘ [naam 4] ’ in de telefoon van [medeverdachte 2] stond opgeslagen als ‘ [bijnaam] ’. Uit deze berichtenwisseling, vanaf 21.18 uur, blijkt dat ‘ [bijnaam] ’ op dat moment voor de deur op de brug stond en iedereen zag die naar buiten kwam. [medeverdachte 2] gaf aan dat hij niet te missen is en dat hij dik is, met een trainingspak. ‘ [bijnaam] ’ vraagt aan [medeverdachte 2] of hij zijn vriend kan vragen of hij er nog is. [medeverdachte 2] geeft daarop aan dat zijn vriend (het hof begrijpt: de persoon in de sporthal) al weg is, maar dat hij had gezegd dat ‘die bolle’ nog binnen is. [medeverdachte 2] schrijft aan ‘ [bijnaam] ’ dat hij nog even moet wachten en dan maar weg moet gaan.
[medeverdachte 1] stuurt de verdachte om 22.25 uur een berichtenwisseling door tussen [medeverdachte 2] (‘ [bijnaam medeverdachte 2] ) en ‘ [bijnaam] ’. Uit deze berichtenwisseling, vanaf 21.08 uur, blijkt dat [medeverdachte 2] – die in de telefoon van ‘ [bijnaam] ’ staat opgeslagen als ‘ [naam 5] ’ – aan ‘ [bijnaam] ’ een signalement (blauw Adidastrainingspak, Adidasschoen, een Louis Vuittontasje en dik) heeft doorgegeven en heeft aangegeven goed op te letten omdat hij ieder moment naar buiten kan komen. ‘ [bijnaam] ’ antwoordt dat hij die bolle niet ziet.
[medeverdachte 1] stuurt om 22.27 uur een bericht aan de verdachte waarvan de vertaling luidt: “vaak tegen hem uitgelegd/gezegd om niet op scooter te letten. Dus vertel aan haar om niet alleen bitch te lopen doen. Huilen bij jou(w) [deel bijnaam 1 verdachte] wat is dat? Wat wilt ze/hij nog meer dat wij de kerel buiten zetten en hem ook bellen/roepen?”. De verdachte antwoordt “Ik heb gelezen ook hem gezegt”.
Op 4 oktober 2015 communiceren de verdachte en [medeverdachte 1] weer met elkaar. Ook uit deze communicatie blijkt dat de verdachte contact heeft met de beoogde schutter die op de brug heeft gestaan. Volgens de verdachte heeft deze persoon gezegd dat hij alles kon zien. [medeverdachte 1] reageert met boze berichten. Volgens [medeverdachte 1] kan je op die brug niemand zien “om te vegen”. Vanaf die brug zie je niemand naar buiten lopen. De verdachte moet tegen die man zeggen dat als hij wil werken, hij moet werken en niet met shit moet komen. De verdachte geeft aan [medeverdachte 1] aan dat hij heeft gezegd “hoe kan die man weg gaan zonder dat je hem hebt gezien”.
Op 5 oktober 2015 stuurt ‘ [bijnaam] ’ om 14.12 uur aan [medeverdachte 1] : “ben je nog dan kom ik met [bijnaam 6 verdachte] maar jou dan praatte we beeter bro”. [medeverdachte 1] stuurt terug dat hij er is, dat hij die man zo ziet en dat ze straks gaan praten. [medeverdachte 2] vraagt om 22.21 uur aan [medeverdachte 1] wat [bijnaam 6 verdachte] zegt en vraagt hem wat [bijnaam 6 verdachte] wel en niet wil. [medeverdachte 1] stuurt terug dat hij hem (het hof begrijpt: [bijnaam 6 verdachte] ) morgen ziet.
Op 6 oktober 2015 stuurt ‘ [bijnaam] ’ een bericht aan [medeverdachte 1] waarin hij meedeelt dat hij vandaag bij ‘ [naam 6] ’ die ‘pipas’ (het hof begrijpt: vuurwapens) op heeft gehaald en van hem hoorde dat die auto, die BMW, door de politie is meegenomen. Eerder, op 3 oktober 2015 om 18.32 uur, had ‘ [bijnaam] ’ aan [medeverdachte 1] bericht: “zo ga ik die auto zette en daarna na oost die motro (motor) hallen”. Het hof leidt hieruit af dat er naast een motor – waarvan verdere gegevens onbekend zijn gebleven – ook een BMW voorhanden was om bij de liquidatie te worden gebruikt. In de nacht van 3 op 4 oktober 2015 is in Amsterdam een BMW met valse kentekenplaten inbeslaggenomen.
Het hof stelt op basis van het voorgaande het volgende vast.
Zowel de beoogd schutter als [medeverdachte 1] houden tijdens de op [slachtoffer] gerichte observatie op 3 oktober 2015 contact met de verdachte. De schutter beklaagt zich tegen de verdachte over hoe de observatie loopt en meldt dat hij zo niet wil werken. [medeverdachte 1] stuurt de verdachte een bericht waaruit blijkt dat hij “hem” (het hof begrijpt: de schutter) heeft gezegd dat hij niet op de scooter moet letten en vraagt de verdachte wat het is dat hij bij de verdachte komt uithuilen. De verdachte geeft aan dat hij het “hem” ook heeft gezegd. Ook op 4 oktober 2015 zijn er berichten verstuurd waaruit blijkt dat de verdachte contact heeft met de beoogd schutter. De verdachte zegt tegen [medeverdachte 1] dat hij heeft gezegd “hoe kan die man weg gaan zonder dat je hem hebt gezien”. Het hof leidt hieruit af dat de verdachte verantwoording verwachtte van de schutter. Op 5 oktober 2015 hebben de schutter en [medeverdachte 1] vervolgens contact over een ontmoeting met elkaar en ‘ [bijnaam 6 verdachte] ’, de verdachte. Het hof leidt hieruit af dat de schutter, [medeverdachte 1] en de verdachte met elkaar zouden gaan praten over de mislukte liquidatie.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte als tussenpersoon een coördinerende rol heeft gehad in het contact met de schutter, waarmee hij een substantiële en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de voorbereiding van de liquidatie van [slachtoffer] . Hiermee is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten komen vast te staan. Hoewel geen sprake is van een gezamenlijke uitvoering, is de bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Daarmee acht het hof het primair tenlastegelegde bewezen.
Het hof overweegt ten overvloede – anders dan het Openbaar Ministerie – van oordeel te zijn dat op basis van de berichten niet valt vast te stellen dat de verdachte de beoogd schutter heeft geregeld. Dit maakt het oordeel van het hof evenwel niet anders.

6.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
primair
hij op 3 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van het misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk
- een vuurwapen en
- ( gestolen) voertuigen en
- PGP toestellen,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen in
bijlage IIzijn vervat.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van moord.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht bij de strafoplegging mee te laten wegen dat de verdachte in afwachting van zijn uitlevering in Colombia gedurende langere tijd onder lastige omstandigheden gedetineerd heeft gezeten, waarbij hij onder meer is neergestoken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
9.1
De ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereiding van moord. De verdachten hadden hiertoe een vuurwapen, een motor, een gestolen BMW en diverse PGP-toestellen voorhanden. De wijze van uitvoering van de voorbereiding was professioneel van aard. De verdachten wisselden informatie met elkaar uit via versleutelde, geëncrypte communicatie. Eén van de medeverdachten had contact met een persoon in de sporthal waar het beoogde slachtoffer, [slachtoffer] , aanwezig was. Deze medeverdachte gaf vervolgens informatie door aan de schutter die het mogelijk moest maken [slachtoffer] te lokaliseren en herkennen. De schutter stond buiten de sporthal op een brug en wachtte [slachtoffer] op, met de bedoeling hem daar op straat dood te schieten. Dat het in het onderhavige geval bij een voorbereiding is gebleven is niet aan het handelen van de verdachte te danken maar alleen aan het feit dat [slachtoffer] de sporthal heeft verlaten zonder dat dit de schutter is opgevallen.
Het behoeft geen betoog dat feiten zoals in de onderhavige zaak voor grote onrust en een groot gevoel van onveiligheid zorgen in de samenleving. Moord, het gronddelict, is als zodanig al een van de ergste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht dat ongekend leed veroorzaakt voor nabestaanden. De meedogenloosheid waarmee de onderhavige moord op de openbare weg, met een vuurwapens, zou worden gepleegd, komt daar echter nog bij. De golf van liquidaties zoals die in Amsterdam heeft plaatsgevonden veroorzaakt grote onrust in de samenleving. Te meer nu sprake is van niets ontziend en extreem vuurwapengeweld waarbij nietsvermoedende burgers ongewild betrokken raken en ook slachtoffer kunnen worden. Het is ontluisterend dat de verdachte met zijn medeverdachten op deze manier over leven en dood denkt te kunnen beschikken.
De maximaal op te leggen straf voor de voorbereiding van moord is een gevangenisstraf voor de duur
van 15 jaar. Het hof neemt bij het bepalen van de strafmaat aan de ene kant in ogenschouw welke
(maximale) strafmaat de wetgever aldus bij het voorbereiden van moord in algemene zin voor ogen heeft
gestaan. Aan de andere kant neemt het hof in aanmerking de aard van de voorbereiding in dit concrete
geval: er is sprake geweest van een professionele en vergevorderde voorbereiding van moord, waarbij de uitvoering op een gruwelijke en nietsontziende wijze zou plaatshebben. Voor de voorbereiding van moord die onder dergelijke omstandigheden plaatsvindt acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaar als uitgangspunt passend.
9.2
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 oktober 2023 blijkt dat de verdachte in 2005 wegens poging tot zware mishandeling en vuurwapenbezit onherroepelijk is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. Dit delict dateert van zo lang geleden dat het hof daarmee in deze strafzaak geen rekening meer zal houden bij de strafmaat.
Het hof ziet in het feit dat en de omstandigheden waaronder de verdachte in Colombia in uitleveringsdetentie heeft gezeten geen aanleiding voor matiging van de straf.
Alles overziend acht het hof een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van de tijd die de verdachte in uitleveringsdetentie en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden. Deze straf dient ter vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en wat hij met zijn handelen heeft willen teweegbrengen. Bovendien beoogt het hof met de strafoplegging anderen ervan te weerhouden over te gaan tot het plegen van dit soort ernstige vormen van excessief geweld.
9.3
Redelijke termijn
In artikel 6, eerste lid, EVRM is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet per definitie als een zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de inleidende dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een einduitspraak binnen 2 jaren nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die kunnen zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, de invloed van de verdachte en zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het hof gaat uit van een duur van de redelijke termijn van 2 jaren (per instantie). In eerste aanleg heeft de verdachte zich in het geheel niet in voorlopige hechtenis bevonden. Voor de fase in hoger beroep geldt dat de verdachte, die op 19 januari 2022 hoger beroep heeft ingesteld, zich eerst sinds 20 oktober 2023 in Nederland in voorlopige hechtenis bevindt. Hiervóór verbleef hij in Colombia, alwaar hij op 8 november 2022 is aangehouden en op 16 november 2022 op verzoek van de Nederlandse autoriteiten ter fine van uitlevering gevangen is genomen.
Het hof is van oordeel dat in deze zaak de aanvangsdatum van de redelijke termijn moet worden gesteld op 20 november 2019, de datum waarop de dagvaarding is betekend. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 19 januari 2022. Dit betekent dat de termijn van 2 jaar is overschreden.
Het hof is echter van oordeel dat sprake is van bijzondere omstandigheden die met name zijn gelegen in de ingewikkeldheid en omvang van de zaak, die onderdeel uitmaakt van de megazaak Himalaya.
De eerste aanhoudingen in deze megazaak hebben in april 2018 plaatsgevonden. De politie heeft het einddossier – ondanks voortdurende activiteit – echter niet eerder kunnen afronden dan in oktober 2019, als gevolg van met name het intensieve onderzoek aan de Ennetcomberichten. Vervolgens is het dossier in november 2019 door het Openbaar Ministerie onder de rechtbank en de raadslieden verspreid, waarna reeds in januari 2020 een regiezitting is gehouden. Oorspronkelijk waren in deze zaak tien verdachten gedagvaard. Het dossier beslaat in totaal meer dan vijftig ordners. Naar aanleiding van de regiezitting zijn in meerdere zaken diverse getuigen gehoord bij de rechter-commissaris en hebben ook verschillende raadslieden het NFI bezocht voor inzage in het systeem Hansken. Voor de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting – waarbij, in het belang van alle zaken, sprake was van gelijktijdige behandeling van alle zaken – dienden vele zittingsdagen te worden uitgetrokken, ook in verband met het uitoefenen van het spreekrecht door diverse nabestaanden/slachtoffers en het bespreken van vorderingen van benadeelde partijen. Daarbij heeft de rechtbank bovendien rekening moeten houden met de omstandigheid dat vanwege veiligheidsaspecten rondom deze zaak, de behandeling grotendeels heeft moeten plaatsvinden in een extra beveiligde zittingszaal, waarvan de beschikbare capaciteit beperkt is.
Het hof acht vanwege deze bijzondere omstandigheden een termijn van 2 jaren en 2 maanden gerechtvaardigd. Dit betekent dat de redelijke termijn niet is geschonden. Ook in hoger beroep is daarvan geen sprake.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. C. Fetter en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. C. Roseboom en mr. M.S. Jansen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2023.
Bijlage I: Tekst van de tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015 te Amsterdam, althans in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
- een vuurwapen en/of
- een of meer (gestolen) (vlucht)voertuig(en) en/of
- een of meer communicatiemiddel(en) (geschikt en/of bestemd voor versleutelde communicatie) (PGP toestel(len)),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een persoon met de bijnaam “L” en/of de gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of een of meer tot op heden
onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter uitvoering van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
- een vuurwapen en/of
- een of meer (gestolen) (vlucht)voertuig(en) en/of
- een of meer communicatiemiddel(en) (geschikt en/of bestemd voor versleutelde communicatie) (PGP toestel(en))
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
welk strafbaar feit hij, verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks voornoemde periode te Amsterdam, in elk geval in Nederland, door (een) gift(en) en/of belofte(n) en/of door het
verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
a. voornoemde persoon met de bijnaam “L” en/of voornoemde gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of voornoemde tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) (een) geldbedrag(en) gegeven en/of beloofd en/of in het vooruitzicht gesteld en/of
b. voornoemde persoon met de bijnaam “L” en/of voornoemde gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of voornoemde tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) (een) communicatiemiddel(en) (geschikt en/of bestemd voor versleutelde communicatie (PGP toestel(len)) verstrekt en/of geleverd en/of ter beschikking gesteld en/of
c. een of meerdere ma(a)l(en) (direct) contact gehad en/of gehouden met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die persoon met de bijnaam “L” en/of die gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of die tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) en/of (tijdens dit/deze contact(en)) informatie verzonden en/of ontvangen en/of gedeeld over zijn/hun handelingen en/of bewegingen en/of de handelingen
en/of bewegingen van die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die persoon met de bijnaam “L” en/of die gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of die tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) en/of
d. (tijdens dit/deze contact(en)) informatie verzonden en/of ontvangen en/of gedeeld over het uiterlijk en/of de kleding van die [slachtoffer] en/of het voertuig waarvan die [slachtoffer] op dat moment gebruikmaakte en/of de locatie alwaar die [slachtoffer] en/of diens voertuig op dat moment aanwezig was en/of zich bevond;
e. die persoon met de bijnaam “L” en/of die gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of die een of meer tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) een of meer (vlucht)voertuig(en) verstrekt en/of
geleverd en/of ter beschikking gesteld;
Meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een persoon met de bijnaam “L” en/of de gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of een of meer tot op heden
onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 3 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
- een vuurwapen en/of
- een of meer (gestolen) (vlucht)voertuig(en) en/of
- een of meer communicatiemiddel(en) (geschikt en/of bestemd voor versleutelde communicatie) (PGP toestel(len)),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
bij het plegen van welke voorbereiding verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks voornoemde periode te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of
tot het plegen van welke voorbereiding verdachte op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks voornoemde periode te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) opzettelijk
a. een of meer ma(a)l(en) (direct) contact gehad en/of gehouden met die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die persoon met de bijnaam “L” en/of die gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres [8007] @ennetcom.biz en/of die een of meer tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) en/of
b. informatie verzonden en/of ontvangen en/of gedeeld over zijn/hun handelingen en/of bewegingen en/of de handelingen en/of bewegingen van die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die persoon met de bijnaam “L” en/of de gebruiker van het (versleutelde) (PGP) e-mailadres
[8007] @ennetcombiz en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven (andere) perso(o)n(en) en/of
c. informatie verzonden en/of ontvangen en/of gedeeld over de kleding die die [slachtoffer] op dat moment droeg en/of de locatie waar die [slachtoffer] op dat moment aanwezig was.

Bijlage II: Bewijsmiddelen

[…]
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, zijn telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.