ECLI:NL:GHAMS:2023:3481

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.308.434/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankgarantie en schadevergoeding in civiele procedure tussen Stichting en ING

In deze zaak heeft de Stichting Beheer Derdengelden Bezmalinovic Legal Ways, gevestigd in Rotterdam, hoger beroep ingesteld tegen ING Bank N.V., gevestigd in Amsterdam, over de uitkering van bankgaranties. De Stichting vorderde schadevergoeding van de bank omdat deze had uitgekeerd onder de bankgaranties, terwijl de Stichting meende dat deze vervallen waren. De zaak draait om de vraag of de bankgaranties daadwerkelijk vervallen waren en of de Stichting schade heeft geleden. Het Gerechtshof Amsterdam heeft op 28 november 2023 geoordeeld dat de bankgaranties niet vervallen waren en dat de Stichting geen schade heeft geleden, waardoor zij geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en wees de vorderingen van de Stichting af. De Stichting werd bovendien veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn vastgesteld op € 6.728, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.308.434/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 8658440 / CV EXPL 20-13084
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 november 2023
in de zaak van
STICHTING BEHEER DERDENGELDEN BEZMALINOVIC LEGAL WAYS,
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd in Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. S. Zwartenkot te Amsterdam.
Partijen worden hierna de Stichting en ING genoemd.

1.De zaak in het kort

Hulotte, gevestigd in Singapore, is in een procedure in zowel eerste aanleg als in hoger beroep op grond van artikel 224 Rv veroordeeld zekerheid te stellen voor de proceskosten van [verweerders] Hulotte werd bijgestaan door mr. Bezmalinovic. ING heeft twee maal een bankgarantie gesteld ten laste van Hulotte en ten gunste van [verweerders] Omdat Hulotte geen bankrekening had in Nederland, heeft zij telkens een bedrag op de derdengeldenrekening van de Stichting gestort en heeft de Stichting een contragarantie verleend aan ING. Nadat Hulotte in twee instantie was veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [verweerders], heeft ING op verzoek van [verweerders] uitbetaald onder de bankgaranties en zich verhaald op de derdengeldenrekening van de Stichting. Volgens de Stichting waren de bankgaranties inmiddels vervallen en heeft ING ten onrechte uitgekeerd en zich ten onrechte verhaald op de derdengeldenrekening. De Stichting vordert daarom schadevergoeding ter hoogte van de bedragen die zij aan ING heeft voldaan. De kantonrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van de Stichting af.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De Stichting is bij dagvaarding van 23 december 2021 – gevolgd door een herstelexploot van 8 februari 2022 – in hoger beroep gekomen van een mondelinge uitspraak van 23 september 2021 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen de Stichting als eiseres en ING als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
2.2.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven;
  • memorie van antwoord.
2.3.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 3 november 2023 laten toelichten: de Stichting door haar advocaat en ING eveneens door haar advocaat en door mr. R. van Weenen, advocaat te Amsterdam, beide aan de hand van spreekaantekeningen waarvan exemplaren aan het hof zijn overgelegd.
2.4.
Ten slotte is arrest gevraagd.

3.De feiten

3.1.
Hulotte Pte. Ltd. (hierna: Hulotte), gevestigd in Singapore, heeft in 2015 samen met een aantal andere eisers een achttal partijen (hierna: [verweerders]) gedagvaard. Hulotte werd in deze procedure bijgestaan door mr. Bezmalinovic. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is Hulotte veroordeeld tot het stellen van zekerheid ex artikel 224 Rv.
3.2.
Hulotte beschikte niet over een bankrekening in Nederland. Om uitvoering te kunnen geven aan de verplichting tot zekerheidsstelling heeft Bezmalinovic de derdengeldenrekening van de Stichting ter beschikking gesteld.
3.3.
Bezmalinovic heeft ING verzocht bankgaranties te stellen conform het NVB-model Beslaggarantie. ING heeft vervolgens twee bankgaranties gesteld ten laste van Hulotte en ten behoeve van [verweerders] Daarnaast heeft de Stichting ten behoeve van ING twee maal een contragarantie gesteld. Hulotte heeft de bedragen waarvoor de bankgaranties waren gesteld
– via de bankrekening van het kantoor van Bezmalinovic – op de derdengeldenrekening van de Stichting gestort.
3.4.
De bankgaranties bevatten de volgende bepaling:
"5. Deze garantie vervalt indien niet voor, of binnen 3 maanden na dagtekening van deze garantie een vordering als bovenbedoeld voor de bevoegde rechter tussen de Begunstigde en de Debiteur ter zake van de Vordering aanhangig is (…)"
3.5.
Hulotte heeft de procedure die zij tegen [verweerders] heeft ingesteld zowel in eerste aanleg als in hoger beroep verloren. Zij is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan [verweerders]
3.6.
ING heeft op verzoek van [verweerders] uitgekeerd onder de bankgaranties en zich vervolgens verhaald op de derdengeldenrekening van de Stichting.

4.De eerste aanleg

4.1.
De Stichting heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, ING te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 19.340,50, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten. Aan haar vordering heeft de Stichting ten grondslag gelegd dat ING is tekortgeschoten in haar verplichtingen jegens de Stichting door de bankgaranties ten onrechte uit te keren aan [verweerders] en zich vervolgens te verhalen op de derdengeldenrekening van de Stichting.
4.2.
De kantonrechter heeft de vorderingen van de Stichting afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niets pleit voor de uitleg van de bankgaranties die de Stichting voorstaat, te weten dat [verweerders] op straffe van verval van de bankgaranties binnen drie maanden een conclusie van antwoord of memorie van antwoord moest nemen waarin veroordeling in de proceskosten werd gevorderd en dat binnen een maand aan de bank moest melden. De bankgaranties waren dus niet vervallen op het moment dat ING tot uitkering overging. Van een tekortschieten door ING is dan ook geen sprake.

5.De beoordeling

De vorderingen in hoger beroep
5.1.
De Stichting heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd tegen de beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Daarnaast heeft de Stichting in hoger beroep haar eis gewijzigd. De Stichting heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en gevorderd – uitvoerbaar bij voorraad – dat het hof (i) voor recht verklaart dat de bankgaranties waren vervallen op het moment dat ING tot betaling onder deze garanties over ging en ING als gevolg daarvan ten onrechte tot betaling onder beide garanties is overgegaan, (ii) voorwaardelijk (voor zover de verklaring voor recht wordt uitgesproken): ING veroordeelt tot betaling aan de Stichting van € 19.340,50 en van € 1.171,77 uit hoofde van buitengerechtelijke kosten, met wettelijke handelsrente en proceskosten en (iii) ING veroordeelt in de proceskosten van beide instanties. Het hof zal rechtdoen op de gewijzigde eis.
5.2.
ING heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis bekrachtigt met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van de Stichting in de proceskosten van het hoger beroep, met wettelijke rente.
De Stichting heeft geen schade geleden en dus geen belang
5.3.
In hoger beroep heeft de Stichting een verklaring voor recht gevorderd dat de bankgaranties waren vervallen op het moment dat ING tot betaling onder deze garanties over ging en ING als gevolg daarvan ten onrechte tot betaling onder beide garanties is overgegaan. Het hof is van oordeel dat de Stichting geen belang heeft bij deze verklaring voor recht (artikel 3:303 BW) en licht dit als volgt toe.
5.4.
De vorderingen van de Stichting strekken ertoe dat eerst wordt vastgesteld dat ING ten onrechte heeft uitgekeerd onder de bankgaranties en dat vervolgens ING wordt veroordeeld de schade te vergoeden die de Stichting daardoor heeft geleden. De gevorderde verklaring voor recht behelst dus in de kern een verklaring voor recht dat ING aansprakelijk is voor schade. Als een verklaring voor recht wordt gevorderd dat aansprakelijkheid bestaat voor schade, moet de rechter ervan uitgaan dat de eiser daarbij belang heeft als de mogelijkheid van schade aannemelijk is (HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760, r.ov. 4.1.2).
5.5.
Het hof is van oordeel dat de Stichting geen schade heeft geleden. De Stichting heeft haar derdengeldenrekening ter beschikking gesteld van Hulotte. Op die rekening heeft Hulotte – via het kantoor van Bezmalinovic – de bedragen van de bankgaranties gestort. Deze bedragen heeft ING vervolgens van de derdengeldenrekening geïncasseerd nadat zij had uitgekeerd onder de bankgaranties. Door dit alles is de Stichting niet geraakt in haar vermogen. Van enige schade aan de kant van de Stichting is dan ook geen sprake.
5.6.
Voor zover de Stichting zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt heeft gesteld dat zij in deze procedure (ook) als vertegenwoordiger van Hulotte optreedt, leidt dit niet tot een ander oordeel. Hulotte heeft namelijk evenmin schade geleden. Hulotte is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten aan [verweerders] Deze proceskosten heeft zij
– via de bankgaranties en de derdengeldenrekening van de Stichting – voldaan aan [verweerders] Hulotte heeft voldaan wat zij moest voldoen en van schade aan haar zijde is dus geen sprake. Dat [verweerders] Hulotte voor de proceskosten in Singapore hadden moeten aanspreken als zij geen gebruik hadden kunnen maken van de bankgaranties, maakt dit niet anders. Ook Hulotte heeft dus geen belang bij de gevorderde verklaring voor recht.
5.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Stichting geen belang heeft bij de gevorderde verklaring voor recht. Haar vorderingen moeten worden afgewezen. Hierop stuiten grieven 1 tot en met 3 af. Het hof hoeft deze niet nog afzonderlijk te bespreken.
De bankgaranties zijn niet vervallen
5.8.
Ten overvloede overweegt het hof als volgt. Op grond van artikel 5 van de bankgaranties moesten [verweerders] – op straffe van verval van de bankgarantie – binnen drie maanden na dagtekening van de bankgarantie een vordering aanhangig maken en vervolgens binnen een maand de bank hiervan schriftelijk op de hoogte brengen. [verweerders] hebben in de procedure die Hulotte tegen hen had aangespannen, in zowel eerste aanleg als hoger beroep, een incidentele vordering ex artikel 224 Rv ingesteld. Zij hebben daarmee gevorderd dat Hulotte zekerheid zou stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan Hulotte in de procedure veroordeeld zouden kunnen worden. In deze vordering ligt besloten dat [verweerders] van Hulotte vergoeding van de proceskosten vorderen. Bovendien verbindt artikel 224 Rv aan zekerheidsstelling voor de proceskosten niet de voorwaarde dat een vordering tot veroordeling in de proceskosten is of wordt ingesteld. Vervolgens is ING van deze vordering door middel van de aanvraag door Bezmalinovic schriftelijk op de hoogte gesteld. Aan de vereisten van artikel 5 van de bankgaranties is dus voldaan. De bankgaranties zijn daarom dus niet vervallen.
Geen compensatie van proceskosten
5.9.
Met grief 4 komt de Stichting op tegen de proceskostenveroordeling ten nadele van de Stichting. Volgens de Stichting zou het redelijker zijn geweest de proceskosten te compenseren omdat ook ING op een aantal punten in het ongelijk is gesteld.
5.10.
Dit betoog gaat niet op. Volgens de hoofdregel van artikel 237 lid 1 Rv wordt de partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, veroordeeld in de kosten van de procedure. De vorderingen van de Stichting zijn volledig afgewezen. Volgens de hoofdregel moet de Stichting dan in de proceskosten worden veroordeeld.
Slotsom
5.11.
De grieven treffen geen doel. Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen. Omdat de Stichting ongelijk krijgt, zal het hof haar veroordelen in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht
2.135
- salaris advocaat
4.593
(3 punten × € 1.531)
Totaal
6.728

6.De beslissing

Het hof:
6.1.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2.
wijst de in hoger beroep gewijzigde vorderingen van de Stichting af;
6.3.
veroordeelt de Stichting in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op vandaag aan de kant van ING vastgesteld op € 6.728, te vermeerderen met de wettelijke rente als niet binnen veertien dagen na dit arrest aan de kostenveroordeling is voldaan;
6.4.
verklaart de veroordeling onder 6.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W.M. Tromp, Y. Steeg-Tijms en M.P. van Achterberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023.