Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
via de achterdeur binnen. Ik zat op de bank en hij was al een jaar niet langsgeweest. Hij ging links naast mij zitten in een stoel.
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
.Later verklaart zij dat zij naast [appellant] op de bank zat en dat zij gedrieën gezellig aan het praten waren over koetjes en kalfjes. Op een gegeven moment wees zij naar het armbandje met een sosplaatje aan de arm van [appellant] en beet [appellant] plotseling in haar pink. [geïntimeerde] heeft niet gereageerd op deze door [appellant] geconstateerde tegenstrijdigheden en heeft daarvoor – dus – ook geen verklaring gegeven.
Wij hoorden dat [appellant] zei dat hij duizelig was omdat zijn vrouw hem ook op zijn hoofd had geslagen met een hondenspeeltje. Hij liet hierbij een paarse dumbel zien. Wij zagen dat de dumbel in een kamertje aan het einde van de woonkamer lag.Uit deze verslaglegging volgt dat [appellant] op dat moment de paarse dumbbell aanwees als het voorwerp waarmee hij geslagen werd. Uit het verslag blijkt niet duidelijk van wie de kwalificatie ‘hondenspeeltje’ afkomstig was. Dezelfde verwarring doet zich opnieuw voor tijdens het doen van aangifte. Uit het proces-verbaal van aangifte blijkt dat [appellant] verklaart te zijn geslagen met een halter.
Het was een rubberen halter met iets hards erin van 2 kg en paars van kleur.Op dat moment realiseert hij zich dat [geïntimeerde], vlak voor het incident, de hond naar buiten had gedaan. Hij meldt dat aan de verbalisant. Daarop vraagt de verbalisant:
De halter is dat speelgoed voor de hond?,waarop [appellant] ontkennend antwoordt;
Nee, ik heb deze halter vanwege mijn schouders die gebroken zijn geweest.
€ 2.366,00(tarief II, 2 punten)