In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellant] als bestuurder van de gefailleerde vennootschap [X] B.V. De rechtbank had eerder geoordeeld dat [appellant] niet voldeed aan de wettelijke administratieplicht, wat leidde tot de conclusie dat hij kennelijk onbehoorlijk bestuur had gepleegd. De curator vorderde dat [appellant] aansprakelijk werd gesteld voor het faillissementstekort. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat zonder deskundige voorlichting niet kan worden vastgesteld of er daadwerkelijk sprake was van een schending van de administratieplicht. Het hof concludeert dat, zelfs als er een schending zou zijn, niet aannemelijk is dat dit onbehoorlijke bestuur de oorzaak van het faillissement is geweest. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van de curator af. Het hof oordeelt dat de curator niet voldoende heeft aangetoond dat de onbehoorlijke taakvervulling van [appellant] een belangrijke oorzaak van het faillissement was. De curator wordt veroordeeld in de proceskosten van [appellant].