ECLI:NL:GHAMS:2023:3447

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.320.764/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurder voor onverschuldigde betaling en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [appellante], de bestuurder van Multi Drive Solutions B.V. (MDS), voor een onverschuldigd betaald bedrag van € 31.387,79 aan ProviderAdviseur B.V. In eerste aanleg was MDS veroordeeld tot terugbetaling aan ProviderAdviseur, en was [appellante] ook aansprakelijk gesteld op basis van hoofdelijke aansprakelijkheid uit de partnerovereenkomst. Het hof oordeelde echter dat de partnerovereenkomst geen grondslag bood voor persoonlijke aansprakelijkheid van [appellante]. Desondanks werd [appellante] wel aansprakelijk gehouden op grond van onrechtmatige daad, omdat haar een ernstig verwijt kon worden gemaakt voor het niet terugbetalen van het bedrag. Het hof concludeerde dat [appellante] niet had aangetoond dat MDS in betalingsonmacht verkeerde en dat zij persoonlijk verantwoordelijk was voor het achterwege blijven van de terugbetaling. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.320.764/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/319033/HA ZA 21-418
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 december 2023(bij vervroeging)
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. S.K. Tuithof te Haarlem,
tegen
PROVIDERADVISEUR B.V.,
gevestigd te Baarn,
geïntimeerde,
advocaat: mr. W.T. Broer te Utrecht.
Partijen worden hierna [appellante] en ProviderAdviseur genoemd.

1.De zaak in het kort

In eerste aanleg is Multi Drive Solutions B.V. veroordeeld tot betaling aan ProviderAdviseur van een bedrag van € 31.387,79 op grond van onverschuldigde betaling. Voor zover de vennootschap niet zou betalen is ook haar bestuurder [appellante] tot betaling veroordeeld. Volgens de rechtbank heeft [appellante] in de partnerovereenkomst met ProviderAdviseur hoofdelijke aansprakelijkheid aanvaard. Het hoger beroep betreft alleen de aansprakelijkheid van [appellante] . Naar het oordeel van het hof biedt de partnerovereenkomst geen grondslag voor persoonlijke aansprakelijkheid van [appellante] , maar is [appellante] wel als bestuurder van de vennootschap aansprakelijk jegens ProviderAdviseur op grond van onrechtmatige daad. Haar valt persoonlijk een ernstig verwijt te maken van het achterwege blijven van terugbetaling. Betalingsonmacht is niet aannemelijk gemaakt.

2.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 7 november 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 5 januari 2022 (hierna: het tussenvonnis), welk vonnis zij niet met grieven heeft bestreden, en een vonnis van 10 augustus 2022 (hierna: het bestreden vonnis) van de rechtbank Noord-Holland, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen ProviderAdviseur als eiseres en (onder meer) [appellante] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven,
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 15 november 2022 door hun advocaten laten toelichten. Mr. Tuithof heeft dit gedaan aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen. [appellante] is niet bij de mondelinge behandeling verschenen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover dit haar betreft en de vordering van ProviderAdviseur jegens haar alsnog zal afwijzen, met veroordeling van ProviderAdviseur in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten, uitvoerbaar bij voorraad.
ProviderAdviseur heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep.
[appellante] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft onder 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Voor zover in dit hoger beroep relevant en met een enkele aanvulling, komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
ProviderAdviseur exploiteert een onderneming die zich richt op de advisering en de bemiddeling bij de verkoop van diensten met betrekking tot telecommunicatie en energie.
3.2.
[appellante] is de bestuurder en enig aandeelhouder van Multi Drive Solutions B.V. (hierna: MDS). MDS exploiteerde een onderneming die zich onder meer richt op de verkoop en het bemiddelen bij de totstandkoming van energiecontracten.
3.3.
ProviderAdviseur sluit contracten met energieleveranciers op basis waarvan ProviderAdviseur producten mag opnemen in haar productportfolio. Zij heeft een digitaal verkoopplatform dat door bij haar aangesloten wederverkopers (resellers) kan worden gebruikt om producten uit het portfolio aan te bieden aan afnemers en om orders in te dienen bij energieleveranciers.
3.4.
Tussen ProviderAdviseur en MDS is op 1 november 2019 een partnerovereenkomst gesloten op grond waarvan MDS als reseller gebruik kon maken van het platform van ProviderAdviseur. In de partnerovereenkomst is bepaald dat ProviderAdviseur aan MDS een vergoeding zal uitkeren per afgesloten order. De betaling door ProviderAdviseur vond plaats door middel van een wekelijks voorschot, gevolgd door een definitieve afrekening. De partnerovereenkomst is namens MDS ondertekend door [appellante] “
zowel handelend in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van Reseller, als in persoon als bedoeld in artikel 8.9”. De overeenkomst kent geen artikel 8.9, het laatste artikel is artikel 8.7. Artikel 8.7 is het enige artikel waarin een verbintenis van een natuurlijke persoon aan de orde is. In artikel 8.7 van de partnerovereenkomst is het volgende bepaald:

De natuurlijke persoon die deze Overeenkomst namens de Reseller ondertekent, verklaart door ondertekening van deze Overeenkomst dat Reseller deze Overeenkomst zal nakomen, waaronder in het bijzonder de verplichtingen tot het terugbetalen van eventuele door ProviderAdviseur teveel betaalde bedragen. Als gevolg van deze verklaring worden Reseller en de natuurlijk persoon die deze overeenkomst namens Reseller ondertekent, hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van deze overeenkomst
3.5.
MDS heeft op 5 januari 2021 haar laatste order ingediend op het platform van ProviderAdviseur.
3.6.
Op 15 maart 2021 heeft [appellante] ProviderAdviseur onder meer bericht:

Bij deze willen wij u laten weten dat de samenwerking is stop gezet per eind januari 2021”.
3.7.
ProviderAdviseur heeft op 8 juli 2021 een betaling verricht aan MDS van € 31.387,79, met omschrijving “fact: 20202802”.
3.8.
Onder meer op 9 juli 2021 heeft ProviderAdviseur aan MDS verzocht het betaalde bedrag terug te betalen. MDS heeft daaraan niet voldaan.
3.9.
ProviderAdviseur heeft op 16 juli 2021 ten laste van MDS conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO N.V.

4.Eerste aanleg

4.1.
ProviderAdviseur heeft aangevoerd dat de betaling van het bedrag van € 31.387,79 per vergissing is verricht en zij heeft dit bedrag, met wettelijke rente, teruggevorderd van MDS. Daarbij heeft zij buitengerechtelijke kosten, proces- en beslagkosten gevorderd. ProviderAdviseur heeft daarnaast gevorderd [appellante] te veroordelen tot betaling van hetgeen waartoe MDS werd veroordeeld, onder de voorwaarde dat MDS niet (volledig) binnen veertien dagen na betekening van het vonnis betaalde en onder aftrek van hetgeen MDS dan reeds had voldaan.
4.2.
De rechtbank heeft de vorderingen van ProviderAdviseur toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten. De rechtbank overwoog dat er sprake was van onverschuldigde betaling in de zin van artikel 6:203 BW en dat MDS verplicht was tot terugbetaling van het bedrag van € 31.387,79. Het beroep van MDS op verrekening slaagde niet; van een tegenvordering was geen sprake. Ten aanzien van [appellante] overwoog de rechtbank dat [appellante] in artikel 8.7 van de partnerovereenkomst heeft geaccepteerd dat zij tegenover ProviderAdviseur hoofdelijk aansprakelijk is naast MDS.

5.Beoordeling

5.1.
[appellante] heeft in hoger beroep één grief aangevoerd tegen het vonnis, voor zover dat op haar betrekking heeft. De grief bestaat uit een aantal subonderdelen. De klacht in het eerste subonderdeel is van de verste strekking en houdt in dat artikel 8.7 van de partnerovereenkomst niet van toepassing is op de terugbetalingsverplichting van MDS omdat het hier niet gaat om een betaling die voortvloeit uit de overeenkomst. De grief slaagt op dit punt. Het hof overweegt hierover als volgt.
5.2.
De overeenkomst tussen partijen moet worden uitgelegd volgens de Haviltex-maatstaf (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158), te weten dat het aankomt op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
5.3.
Gesteld noch gebleken is dat de tekst van artikel 8.7 specifiek tussen partijen is besproken. Er is dus geen aanwijzing dat de hoofdelijke aansprakelijkheid betrekking heeft op andere verplichtingen tussen de contracterende partijen dan de verplichtingen waar de overeenkomst op ziet (“
de nakoming van deze overeenkomst”). In dat verband is kennelijk in het bijzonder gedacht aan terugbetaling van eventueel te veel betaalde voorschotten, die, zoals ProviderAdviseur heeft opgemerkt, grotendeels worden gebaseerd op opgaven van bestuurders. De regeling van artikel 8.7 gaat niet zo ver dat hieronder in redelijkheid ook verplichtingen van MDS jegens ProviderAdviseur kunnen worden begrepen die een andere grondslag hebben dan de overeenkomst. Daarbij speelt tevens een rol dat degene die zich op de voet van artikel 8.7 hoofdelijk verbindt voor nakoming van de verplichtingen van de
Resellermoet kunnen overzien hoe ver deze aansprakelijkheid strekt. De onderhavige onverschuldigde betaling heeft plaatsgevonden ruim na het einde van de overeenkomst en staat daarmee in een te ver verwijderd verband, zoals ook [appellante] heeft betoogd. De aansprakelijkheid van [appellante] kan dus niet worden gebaseerd op artikel 8.7 van de partnerovereenkomst.
5.4.
ProviderAdviseur heeft echter zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ook onrechtmatig handelen van [appellante] aan haar vordering ten grondslag gelegd. Nu de grief van [appellante] slaagt, komt derhalve aan de orde of [appellante] als bestuurder van MDS jegens ProviderAdviseur aansprakelijk is op grond van artikel 6:162 BW. Deze vraag beantwoordt het hof bevestigend. Hierover geldt het volgende.
5.5.
ProviderAdviseur heeft vrijwel direct na de onverschuldigde betaling contact opgenomen met [appellante] en om terugbetaling verzocht (mogelijk iets later dan 9 juli 2021, de in eerste aanleg overgelegde mailwisseling lijkt te duiden op maandag 12 juli 2021). [appellante] heeft het bedrag echter niet terugbetaald. Volgens ProviderAdviseur had [appellante] voor terugbetaling moeten zorgen, maar heeft zij in plaats daarvan het bedrag onttrokken. [appellante] beroept zich op de onmogelijkheid tot terugbetaling omdat het bedrag, nadat dit was gestort, door middel van automatische incasso’s voor andere crediteuren is aangewend. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft zij aangevuld dat MDS simpelweg niet meer in staat was te betalen.
5.6.
Voor bestuurdersaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad is noodzakelijk dat [appellante] persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken van het achterwege blijven van de terugbetaling van het onverschuldigd aan MDS betaalde bedrag,
5.7.
[appellante] is directeur/grootaandeelhouder van MDS. Zij heeft dus de volledige zeggenschap over MDS en het is aan haar aannemelijk te maken dat MDS niet kon betalen. Zij heeft aangevoerd dat zij niet over bankafschriften en andere bewijzen beschikt, maar zij heeft niet toegelicht waarom zij daarover niet de beschikking heeft dan wel daarover niet alsnog de beschikking zou kunnen krijgen. Ook verdere bijzonderheden over de automatische incasso’s die zouden hebben plaatsgevonden (op welke data, voor welke bedragen en ten behoeve van wie) en over de financiële situatie van MDS in de relevante periode heeft zij niet verstrekt. Zij heeft aldus nagelaten inzichtelijk te maken dat daadwerkelijk sprake was van betalingsonmacht. [appellante] heeft in hoger beroep bewijs aangeboden, maar haar bewijsaanbod betreft niet specifiek het onderhavige punt en wordt daarom gepasseerd. Bij gebreke van aanwijzingen voor betalingsonmacht, moet het er derhalve voor worden gehouden dat [appellante] het onverschuldigd aan MDS betaalde bedrag niet aan ProviderAdviseur heeft willen terugbetalen. Verhaal op MDS is inmiddels onmogelijk gebleken. Van haar handelen kan [appellante] persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. Het beroep van ProviderAdviseur op onrechtmatig handelen van [appellante] jegens haar is dus gegrond. De vordering van ProviderAdviseur jegens [appellante] is op die grondslag toewijsbaar.
5.8.
Slotsom is dat het slagen van de grief van [appellante] er niet toe leidt dat de vordering van ProviderAdviseur alsnog dient te worden afgewezen. De vordering van ProviderAdviseur jegens [appellante] is op een andere grondslag toewijsbaar en het dictum van het vonnis in eerste aanleg kan ongewijzigd blijven. Het bestreden vonnis zal dus worden bekrachtigd. Voor de duidelijkheid merkt het hof nog op dat, omdat alleen de verhouding tussen ProviderAdviseur en [appellante] in dit hoger beroep aan zijn oordeel is onderworpen, de bekrachtiging dus betrekking heeft op de onderdelen 5.4 en 5.5 van het dictum. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het tussenvonnis en bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van ProviderAdviseur vastgesteld op € 2.135,- aan verschotten en € 4.593,- aan salaris advocaat;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, S.C.H. Molin en M.J.J. de Bontridder en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.