ECLI:NL:GHAMS:2023:340

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2023
Publicatiedatum
13 februari 2023
Zaaknummer
K22/230189
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag inzake groepsbelediging door gebruik van de term 'Bersiap' in een tentoonstelling

Op 5 januari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een beklag werd ingediend door Stichting [klaagster01] tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen [beklaagde01] en [beklaagde02] van [museum01]. Het beklag richtte zich tegen het gebruik van de term 'Bersiap' in een tentoonstelling, waarbij de klager stelde dat dit zou leiden tot groepsbelediging. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de aangiften van twee personen en de sepotbeslissingen van de officier van justitie. Tijdens de behandeling in raadkamer op 13 oktober 2022 hebben zowel de klager als de beklaagden hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de term 'Bersiap' in de context van de tentoonstelling niet zonder meer beledigend is en dat de eerste stap van het toetsingskader van de Hoge Raad niet is voldaan. De term wordt gebruikt om een historische periode te duiden en kan niet worden aangemerkt als beledigend voor de Indonesische gemeenschap. Het hof concludeert dat er geen goede redenen zijn voor strafvervolging en wijst het beklag af. De beschikking is gegeven in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de oudste raadsheer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230189
Beschikking op het beklag van:
Stichting [klaagster01],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
klaagster ,
gemachtigde: prof. dr. [gemachtigde01] , in raadkamer vertegenwoordigd door drs. [vertegenwoordiger01]

1.Het beklag

Het hof heeft op 4 mei 2022 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde01] [museum01] ) en [beklaagde02] [museum01] )(hierna: beklaagden) ter zake van groepsbelediging.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 12 augustus 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De in het dossier aanwezige stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- de aangifte van mevrouw [naam01] namens klager van 21 januari 2022;
- de aangifte van de heer [naam02] namens klager van 5 februari 2022;
- de sepotbeslissing van de officier van justitie van 9 februari 2022 naar aanleiding van de aangifte van mevrouw [naam01] ;
- de sepotbeslissing van de officier van justitie van 25 februari 2022 naar aanleiding van de aangifte van de heer [naam02] ;
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 13 oktober 2022 het beklag toe te lichten. Namens klager zijn [naam02] (voorzitter) en [naam03] (secretaris) in raadkamer verschenen. Zij werden bijgestaan door mevrouw drs. [vertegenwoordiger01] , die als vervanger van de gemachtigde prof. dr. [gemachtigde01] optrad. Namens klager is het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagden in de gelegenheid gesteld op 6 december 2022 te worden gehoord. Beklaagden zijn, daarbij bijgestaan door hun gemachtigde mr. H.J.Th. Biemond, advocaat te Amsterdam, in raadkamer verschenen en hebben het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gebracht heeft zij geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

5.1.
De feitelijke uitgangspunten van het beklag
Op 21 januari 2022 en 5 februari 2022 is namens klager aangifte gedaan van groepsbelediging tegen de [beklaagde01] en de [beklaagde02] van het [museum01] omdat het [museum01] voornemens was om de term ‘ Bersiap ’ te gebruiken in de tentoonstelling ‘ [tentoonstelling01] ’ in 2022.
5.2.
Het toetsingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
In artikel 137c lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is strafbaar gesteld het zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaten over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 december 2014 [1] uiteengezet langs welke lijn de juridische toets voor strafbaarheid op grond van artikel 137c Sr dient plaats te vinden;
Is de uitlating op zichzelf beledigend of gelet op de context beledigend voor een groep?
Neemt de context waarin de uitlating is gedaan het beledigende karakter van de uitlating weg? (Kan de uitlating in de context waarin deze is gedaan een bijdrage leveren aan het publieke debat of is het een uiting van artistieke expressie?)
Is de uitlating onnodig grievend?
5.3.
De overwegingen van het hof
Zowel klager als beklaagden hebben hun standpunten in raadkamer uitvoerig toegelicht, in het bijzonder wat in hun visie onder de term ‘ Bersiap ’ moet worden verstaan en begrepen. Op grond van de stukken en het verhandelde in raadkamer is het hof van oordeel dat het begrip ‘ Bersiap ’ wordt gebruik om een bepaalde periode in de geschiedenis van Nederland en Indonesië te duiden. Gelet op de hiervoor genoemde door de Hoge Raad uiteengezette juridische toets, is het hof met de officier van justitie van oordeel dat de term ‘ Bersiap ’ niet zonder meer negatieve conclusies bevat over Indonesiërs als groep
wegens hun ras. Dit geldt eveneens voor de context waarin de term ‘ Bersiap ’ door het [museum01] zou worden gebruikt, namelijk in het kader van een tentoonstelling waarin de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië in de jaren 1945-1949 in een internationaal perspectief werd geplaatst. Noch de term op zichzelf noch in het kader van deze context kan geconcludeerd worden dat de term ‘ Bersiap ’ een beledigend karakter heeft. Dit betekent dat aan de eerste stap van het toetsingskader van de Hoge Raad niet is voldaan zodat de term niet strafbaar is op grond van artikel 137c Sr. Bij deze stand van zaken kan de strafrechter niet tot een bewezenverklaring ter zake van groepsbelediging komen.
Het hof merkt hierbij op dat het hiermee niet voorbij wil gaan aan de hevige negatieve emoties die de term bij de vertegenwoordigers van klager teweeg heeft gebracht en nog altijd teweegbrengt. Deze omstandigheid maakt echter niet dat de term daarom als beledigend moet worden aangemerkt.
5.4.
Conclusie
Het hof is van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
5 januari 2022 door mrs. M.L. Leenaers, voorzitter, F.A. Hartsuiker en B. van der Werf, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en ondertekend door de oudste raadsheer en de griffier.

Voetnoten

1.ECLI:NL:HR:2014:3583, NJ 2015/108