Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
grief IIIheeft [appellant] betoogd dat het recht op indeplaatsstelling van dwingend recht is, maar dat Stichting Bewaarder Lelylaan de uitoefening daarvan feitelijk onmogelijk maakt. Stichting Bewaarder Lelylaan heeft het verzoek van [appellant] om V.O.F. Oh My Sushi in zijn plaats te stellen binnen één dag zonder inhoudelijke beoordeling afgewezen en meegedeeld dat zij nieuwe verzoeken om indeplaatsstelling niet meer in behandeling zou nemen. Dit, terwijl zij wist dat [appellant] daarbij een zwaarwichtig belang had, V.O.F. Oh My Sushi voldoende waarborgen bood voor de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst en ook overigens aan de voorwaarden voor een indeplaatsstelling werd voldaan. De handelwijze van Stichting Bewaarder Lelylaan is volgens [appellant] in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
grieven V en VIIIheeft [appellant] aangevoerd dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de ramen van het gehuurde in strijd is met artikel 13.2 van de algemene bepalingen zijn bestickerd en dat medewerkers van Stichting Bewaarder Lelylaan door [appellant] zijn bedreigd.
grief VIIheeft [appellant] een beroep gedaan op de ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:265 lid 1 BW. Volgens [appellant] kunnen de gestelde tekortkomingen geen ontbinding rechtvaardigen. [appellant] heeft een zwaarwegend belang bij behoud van het gehuurde en het vereiste spoedeisend belang ontbreekt. Verder is er geen huurachterstand en staat het gehuurde te huur voor dezelfde huurprijs. Ten slotte heeft een ontruiming onomkeerbare gevolgen, ook voor de vennoten en hun werknemers.