ECLI:NL:GHAMS:2023:3338

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
200.329.792/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in hoger beroep en rechtsmiddelenverbod in huurgeschil

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van Change= c.s. in hoger beroep tegen een uitspraak van de Huurcommissie over servicekosten. De Huurcommissie had op 22 maart 2022 uitspraak gedaan over de servicekosten van 2019, waartegen Change= c.s. in hoger beroep gingen na een vonnis van de kantonrechter op 2 maart 2023. De kantonrechter had de servicekosten vastgesteld en Change= c.s. in de proces- en nakosten veroordeeld.

Het hof overweegt dat op grond van artikel 7:262 lid 2 BW tegen een beslissing van de kantonrechter geen hogere voorziening openstaat, tenzij er een doorbrekingsgrond is. Change= c.s. stelt dat het rechtsmiddelenverbod niet van toepassing is, omdat de kantonrechter in een eerder vonnis had geoordeeld dat huurders ten onrechte verplicht waren om een aparte dienstenovereenkomst aan te gaan.

Het hof volgt Change= c.s. niet in hun betoog. Het hof concludeert dat de Huurcommissie wel degelijk enkele posten uit de herziene afrekening heeft meegenomen in haar uitspraak. Aangezien Change= c.s. geen doorbrekingsgrond heeft aangevoerd, is het hof van oordeel dat het rechtsmiddelenverbod van toepassing is. Hierdoor worden Change= c.s. niet-ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep en worden zij veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.329.792/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9911238 CV EXPL 22-7280
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 november 2023
inzake

1.CHANGE=AMSTERDAM2 B.V.,

2.
CHANGE=VASTGOED BEHEER B.V., voor zichzelf en voor zover nodig gemachtigd namens
ISF II COÖPERATIEF U.A.,
beide gevestigd te Almere,
appellanten,
advocaat: mr. H.M. Giezen te Amsterdam,
tegen:

1.[geïntimeerde 1] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,
3.
[geïntimeerde 3] ,
4.
[geïntimeerde 4],
5.
[geïntimeerde 5],
6.
[geïntimeerde 6],
7.
[geïntimeerde 7],
8.
[geïntimeerde 8] ,
9.
[geïntimeerde 9],
10.
[geïntimeerde 10] ,
11.
[geïntimeerde 11],
12.
[geïntimeerde 12],
13.
[geïntimeerde 13],
14.
[geïntimeerde 14],
15.
[geïntimeerde 15],
16.
[geïntimeerde 16],
17.
[geïntimeerde 17],
18.
[geïntimeerde 18],
19.
[geïntimeerde 19],
20.
[geïntimeerde 20],
21.
[geïntimeerde 21],
22.
[geïntimeerde 22],
23.
[geïntimeerde 23],
24.
[geïntimeerde 24],
25.
[geïntimeerde 25],
26.
[geïntimeerde 26],
27.
[geïntimeerde 27],
28.
[geïntimeerde 28],
29.
[geïntimeerde 29],
30.
[geïntimeerde 30],
31.
[geïntimeerde 31],
32.
[geïntimeerde 32],
33.
[geïntimeerde 33],
34.
[geïntimeerde 34],
35.
[geïntimeerde 35],
36.
[geïntimeerde 36],
37.
[geïntimeerde 37],
38.
[geïntimeerde 38],
39.
[geïntimeerde 39],
40.
[geïntimeerde 40],
41.
[geïntimeerde 41],
42.
[geïntimeerde 42],
43.
[geïntimeerde 43],
44.
[geïntimeerde 44],
45.
[geïntimeerde 45],
46.
[geïntimeerde 46],
47.
[geïntimeerde 47],
48.
[geïntimeerde 48],
49.
[geïntimeerde 49],
50.
[geïntimeerde 50],
51.
[geïntimeerde 51],
52.
[geïntimeerde 52],
53.
[geïntimeerde 53],
54.
[geïntimeerde 54],
55.
[geïntimeerde 55],
56.
[geïntimeerde 56],
57.
[geïntimeerde 57],
58.
[geïntimeerde 58],
59.
[geïntimeerde 59],
60.
[geïntimeerde 60],
61.
[geïntimeerde 61],
62.
[geïntimeerde 62],
63.
[geïntimeerde 63],
64.
[geïntimeerde 64],
65.
[geïntimeerde 65],
66.
[geïntimeerde 66],
67.
[geïntimeerde 67],
68.
[geïntimeerde 68],
69.
[geïntimeerde 69],
70.
[geïntimeerde 70],
71.
[geïntimeerde 71],
72.
[geïntimeerde 72],
73.
[geïntimeerde 73],
74.
[geïntimeerde 74],
75.
[geïntimeerde 75],
76.
[geïntimeerde 76],
77.
[geïntimeerde 77],
78.
[geïntimeerde 78],
79.
[geïntimeerde 79],
80.
[geïntimeerde 80],
81.
[geïntimeerde 81],
82.
[geïntimeerde 82],
83.
[geïntimeerde 83],
84.
[geïntimeerde 84],
85.
[geïntimeerde 85],
86.
[geïntimeerde 86],
87.
[geïntimeerde 87],
88.
[geïntimeerde 88],
89.
[geïntimeerde 89],
90.
[geïntimeerde 90],
91.
[geïntimeerde 91],
92.
[geïntimeerde 92],
93.
[geïntimeerde 93],
94.
[geïntimeerde 94],
95.
[geïntimeerde 95],
allen wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. H.M. Meijerink te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Change= c.s. en [geïntimeerden] genoemd.
Bij dagvaarding van 31 mei 2023 zijn Change= c.s. in hoger beroep gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) dat onder bovenvermeld zaaknummer tussen partijen is gewezen op 2 maart 2023.
Bij rolbeslissing van 18 juli 2023 zijn Change= c.s. in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de ontvankelijkheid in het hoger beroep gericht tegen voornoemd vonnis. [geïntimeerden] zijn in de gelegenheid gesteld om daarop bij akte te reageren.
Change= c.s. hebben een akte, met producties, als hiervoor bedoeld genomen.
[geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.
Arrest is nader bepaald op heden.

2.Beoordeling

2.1.
Het gaat in deze zaak – kort samengevat en voor zover voor de onderhavige beslissing van belang – om het volgende. [geïntimeerden] huren ieder een studio in een pand aan [straatnaam] 242 te [plaats] . Zij hebben bij de Huurcommissie ieder een verzoek ex artikel 7:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend om de servicekosten over 2019 te beoordelen, onder overlegging van de afrekening over dat jaar. Nadien is een herziene afrekening van de servicekosten over 2019 aan de huurders gezonden. Op 22 maart 2022 heeft de Huurcommissie op de verzoeken van [geïntimeerden] uitspraak gedaan. Change= c.s. waren het met deze uitspraken niet eens en hebben bij dagvaarding ex artikel 7:262 BW een beslissing van de kantonrechter gevorderd. Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de servicekosten voor het kalenderjaar 2019 wat betreft de nutslasten vastgesteld op hetzelfde bedrag als de Huurcommissie en wat betreft de ‘overige’ servicekosten op een ander bedrag, met veroordeling van Change= c.s. in de proces- en nakosten. Change= c.s. zijn van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
2.2.
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 7:262 lid 2 BW tegen een beslissing van de kantonrechter krachtens dat artikel geen hogere voorziening openstaat. Dit is alleen anders als er een doorbrekingsgrond is, namelijk als de kantonrechter buiten het toepassingsgebied van de artikelen 7:246 tot en met 7:265 BW en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (UHW) is getreden of deze artikelen ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten of als in eerste aanleg fundamentele beginselen van een goede procesorde zijn geschonden. Voor de ontvankelijkheid in hoger beroep is het voldoende dat een doorbrekingsgrond van het rechtsmiddelenverbod is gesteld.
2.3.
Change= c.s. menen dat zij ontvankelijk zijn in hun hoger beroep, omdat het rechtsmiddelenverbod in dit geval niet van toepassing is. Ter onderbouwing van hun standpunt stellen Change= c.s., kort gezegd, het volgende. De kantonrechter heeft bij vonnis van 21 juni 2021 geoordeeld dat de huurders van woningen in het onderhavige pand ten onrechte werden verplicht om een afzonderlijke dienstenovereenkomst aan te gaan voor de levering van aanvullende diensten. Naar aanleiding van dat vonnis is de afrekening van de servicekosten over 2019 in die zin aangepast dat daarin nu ook de kosten voor de aanvullende diensten, bestaande uit de levering van internet in de gehuurde woning, stoffering van de woning en community-diensten, zijn opgenomen. Op deze herziene afrekening heeft de Huurcommissie, hoewel Change= c.s. hadden verzocht dit wel te doen en na debat over dit verzoek tijdens de zitting, geen acht geslagen. Bij gebreke van een oordeel van de Huurcommissie over de in de herziene afrekening opgenomen kosten voor de aanvullende diensten heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis daarover niet in beroep ex artikel 7:262 BW, maar in eerste aanleg geoordeeld; de dagvaarding van Change= c.s. hield op dat punt dus een rechtstreeks verzoek aan de kantonrechter in. Nu de herziene afrekening als zodanig nooit onderwerp van geschil is geweest bij de Huurcommissie, heeft de kantonrechter hierover ook wat betreft de daarin uit de oorspronkelijke afrekening overgenomen servicekosten voor het eerst geoordeeld. Tegen het oordeel van de kantonrechter over de gehele herziene afrekening staat dan ook nog hoger beroep open, aldus steeds Change= c.s.
2.4.
Het hof volgt Change= c.s. niet in hun betoog en overweegt daartoe als volgt.
2.5.
De huurders hebben de Huurcommissie gevraagd een oordeel te geven over de verschuldigde servicekosten over 2019. Zij hebben namelijk ieder – zo blijkt uit het bij wijze van voorbeeld overgelegde verzoek van een van de huurders – op het formulier van de Huurcommissie als “De periode(s) waarover u een afrekening wilt” telkens (een deel van) het jaar 2019 ingevuld. Op het moment dat de huurders zich tot de Huurcommissie wendden was aan hen al een afrekening van de servicekosten over dat jaar verstrekt, maar zij hadden dat ook zonder een dergelijke afrekening kunnen doen. Dat de huurders later nog een herziene afrekening van de servicekosten over 2019 hebben ontvangen die volgens Change= c.s. door de Huurcommissie niet is meegenomen in haar uitspraak, doet niet eraan af dat de onderhavige beslissing van de kantonrechter een beslissing is “over het punt waarover de huurcommissie om een uitspraak was verzocht”, als bedoeld in artikel 7:262 lid 1 BW.
2.6.
Daarbij komt dat de Huurcommissie in haar uitspraak wel degelijk enkele voor het eerst in de herziene afrekening opgenomen posten voor aanvullende diensten heeft meegenomen. Zo heeft de Huurcommissie over de post “Home Interieur Pakket” – in de herziene afrekening “Stoffering” genoemd – kort gezegd geoordeeld dat zij in lijn met het vonnis van de kantonrechter (van 21 juni 2021) alleen de kosten voor de gordijnen meeneemt. Vervolgens heeft de Huurcommissie deze kostenpost, anders dan de rapporteur die in het rapport van onderzoek van 20 september 2021 op
€ 0,00 uitkwam, vastgesteld op € 85,32 per jaar. Waar de Huurcommissie onder het kopje “Signaallevering” de door de verhuurder in rekening gebrachte kosten van € 45,00 per maand heeft beoordeeld, gaat het kennelijk – zo leidt het hof ook af uit de in de uitspraak opgenomen korte samenvatting van de verklaringen van partijen ter zitting – over de post “Internet in de woning” waarvoor dat bedrag in de herziene afrekening is opgenomen. De Huurcommissie heeft de betalingsverplichting voor deze post conform het rapport van onderzoek op € 0,00 vastgesteld, omdat dit bedrag niet alleen op signaallevering maar ook op de infrastructuur daarvan ziet en de verhuurder heeft nagelaten aan te tonen op welke wijze de kosten zijn verdeeld.
2.7.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat het rechtsmiddelenverbod van artikel 7:262 lid 2 BW in dit geval wel van toepassing is. Change= c.s. heeft geen beroep gedaan op een grond die tot doorbreking van dit verbod zou kunnen leiden. De opmerking van Change= c.s. aan het eind van hun akte dat zij een groot financieel belang bij hoger beroep tegen het bestreden vonnis hebben, kan niet als zodanig worden aangemerkt. Dit betekent dat Change= c.s. niet kunnen worden ontvangen in het hoger beroep.
2.8.
Change= c.s. zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart Change= c.s. niet-ontvankelijk in het hoger beroep;
veroordeelt Change= c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 343,00 aan verschotten en € 591,50 aan salaris advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, E.K. Veldhuijzen van Zanten en J.E. van der Werff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 november 2023.