Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
10.1 Huurder en verhuurder komen overeen dat indien huurder tekortschiet in de nakoming van zijn verplichting(en) uit hoofde van de nagenoemde bepaling(en), hij aan verhuurder een direct opeisbare boete verbeurt zoals hieronder vermeld:
Conclusie en overtreding
4.Beoordeling
grief 1in het incidenteel appel komt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat door [geïntimeerde] geen beroep kan worden gedaan op de boetebepalingen in verband met het oneerlijke karakter ervan. De kantonrechter heeft volgens [geïntimeerde] ambtshalve beoordeeld of de boetebedingen uit de huurovereenkomst onder de Europese Richtlijn oneerlijke bedingen (93/13/EG, oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten) vallen en/of onredelijk bezwarend zijn op grond van het Burgerlijk Wetboek. De Richtlijn is echter niet van toepassing omdat [geïntimeerde] geen ondernemer is in de zin van die Richtlijn. [geïntimeerde] heeft recht op de contractuele boete, aldus [geïntimeerde] .
grief 2in incidenteel appel komt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing door de kantonrechter van de vordering tot betaling van een bedrag van € 21.750,- aan schadevergoeding wegens de aan [geïntimeerde] opgelegde bestuurlijke boete. [geïntimeerde] voert aan dat uit niets blijkt dat hij heeft ingestemd met niet-permanente bewoning door het personeel van [appellant] . Inmiddels is het voornemen van de gemeente tot het opleggen van een bestuurlijke boete omgezet in een besluit.