ECLI:NL:GHAMS:2023:317
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens ontbreken van grieven
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2017. De verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had geen grieven ingediend tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting op 26 januari 2023 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die stelde dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het hoger beroep.
Het hof overwoog dat er geen schriftelijke grieven waren ingediend door of namens de verdachte, en dat er ook geen mondelinge bezwaren tegen het vonnis waren opgegeven. Bovendien was er geen enkel rechtens te respecteren belang dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder werd onderzocht. Op basis van deze overwegingen heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2023, waarbij de meervoudige strafkamer aanwezig was. De uitspraak benadrukt het belang van het indienen van grieven in hoger beroep en de gevolgen van het ontbreken daarvan voor de ontvankelijkheid van de verdachte.