ECLI:NL:RBROT:2017:3685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
10/756070-10
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen valsheid in geschrifte en oplichting met hypothecaire geldleningen en bouwdepots

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 mei 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrifte en oplichting. De verdachte had samen met anderen een valse arbeidsovereenkomst opgesteld om hypothecaire geldleningen te verkrijgen voor de aankoop van twee panden in Rotterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij wist dat hij geen hypotheek kon krijgen, valse documenten heeft ondertekend en ingediend bij hypotheekverstrekkers. De verdachte heeft blindelings stukken getekend die gebruikt werden om de banken te misleiden over zijn kredietwaardigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de valsheid van de documenten en dat hij met opzet heeft gehandeld om zich wederrechtelijk te bevoordelen.

De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de verdachte eerder een aanbod voor een taakstraf had gekregen. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een taakstraf op van 90 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachten grote schade hebben veroorzaakt aan de hypotheekbanken door hun frauduleuze handelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/756070-10
Datum uitspraak: 15 mei 2017
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de
PI Heerhugowaard, locatie Zuyder Bos,
gemachtigd raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 6, 10 en 11 april 2017 en 15 mei 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officieren van justitie mr. Oosterveld en mr. Dhoen hebben gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 240 uur, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Ontvankelijkheid officier van justitie

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, omdat de verdachte in 2014 – in het kader van een zogenaamde TOM-zitting – het aanbod heeft gekregen om een taakstraf te verrichten van 60 uur. De ter terechtzitting geëiste straf is een veelvoud van de eerder aangeboden taakstraf zodat het Openbaar Ministerie om die reden niet-ontvankelijk dient te worden bevonden.
4.2.
Beoordeling
Uit de door de verdediging ter terechtzitting overgelegde stukken volgt slechts dat de verdachte in 2014 een uitnodiging heeft ontvangen voor een zogenaamde TOM-zitting. Anders dan door de verdediging is gesteld is in voornoemde uitnodiging geen concreet transactievoorstel gedaan. Ook nadien is geen concreet aantal uren taakstraf bekend gemaakt bij de verdachte. De officier van justitie heeft immers onweersproken gesteld dat de verdachte niet heeft gereageerd op de uitnodiging in die zin dat hij op gestelde datum en tijdstip niet is verschenen, terwijl de hoogte van een taakstraf pas tijdens een TOM-zitting kenbaar wordt gemaakt.
Bij genoemde stand van zaken kan niet worden gezegd dat de officier van justitie niet in redelijkheid kon komen tot de beslissing de verdachte te dagvaarden.
De omstandigheid dat de officier van justitie ter terechtzitting een hogere straf eist dan hetgeen in het kader van een TOM-zitting gebruikelijk zou zijn, kan er naar het oordeel van de rechtbank, anders dan in het verweer is gesteld, niet toe leiden dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging.
4.3.
Conclusie
De officier van justitie is ontvankelijk.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1 en heeft daartoe betoogd dat de verdachte betwist dat hij zijn handtekening onder de arbeidsovereenkomst heeft gezet. De verdachte heeft wel ‘blind’ stukken ondertekend in het kader van de hypotheekaanvraag, maar dat betrof niet de arbeidsovereenkomst. Daarnaast is door medeverdachte [naam medeverdachte 1] aan de verdachte een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Het was de eerste woning die de verdachte kocht. De verdachte zou nimmer hebben meegewerkt als hij door [naam medeverdachte 1] op de hoogte was gesteld van de constructie waarbij de verdachte slechts ‘op papier’ bij [naam bedrijf 1] zou gaan werken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging eveneens vrijspraak bepleit. De verdachte wist dat hij geen hypotheek kon krijgen maar in de gekozen constructie kon hij – door twee woningen te kopen – met de huuropbrengsten uit één van de woningen, de hypotheeklasten voor beide hypothecaire leningen betalen. Aldus bestond er bij de verdachte geen opzet op de oplichting van de banken. Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat van medeplegen geen sprake is nu de verdachte slechts zijn handtekening heeft gezet op een hypotheekofferte.
De verdediging heeft ten slotte betoogd dat vrijspraak dient te volgen voor feit 3 omdat de verdachte – naar de rechtbank begrijpt – geen feitelijk aandeel heeft gehad in het feit. De verdachte heeft immers betwist dat hij zijn handtekening heeft gezet en hij heeft nooit geld uit het bouwdepot ontvangen.
5.1.2.
Beoordeling
Op grond van de bewijsmiddelen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte op 14 november 2005 eigenaar is geworden van de woningen aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] en [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam.
Ter verkrijging van het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 138.530 bij [naam bedrijf 2] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 14 november 2005, respectievelijk 16:12 uur en 16:17 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 1] te Zwijndrecht.
Ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] is een hypothecaire geldlening aangevraagd van € 134.250 bij [naam bank] , welke lening aan de verdachte is verstrekt. De akte van levering en de hypotheekakte zijn op 14 november 2005, respectievelijk 15:26 uur en 15:33 uur, gepasseerd en ondertekend bij notaris [naam notaris 2] te Rotterdam.
Feit 1
Ter onderbouwing van beide hypotheekaanvragen zijn er werkgeversstukken verstrekt, waaronder een arbeidsovereenkomst gedateerd 1 juli 2005.
De rechtbank stelt voorop dat zij op grond van de verklaring van de verdachte, in samenhang bezien met de verklaringen van de getuige [naam getuige] en medeverdachte [naam medeverdachte 2] voldoende aannemelijk acht dat de verdachte nimmer werkzaam is geweest dan wel een dienstverband heeft gehad bij [naam bedrijf 1] Dit is door de verdediging ook niet betwist.
Uit de verklaring van de verdachte, zoals hij deze heeft afgelegd op 12 oktober 2011, volgt dat de verdachte op enig moment tegen medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gezegd dat zijn inkomen ontoereikend was om een hypothecaire lening te kunnen krijgen. Hierop heeft [naam medeverdachte 1] aangegeven dat hij alles zou regelen. Kort daarna kwam [naam medeverdachte 1] met alle papieren die de verdachte, in twee instanties, blindelings heeft getekend.
In een eerdere verklaring (2 maart 2007) heeft de verdachte met betrekking tot de hypotheek verklaard dat [naam medeverdachte 1] met de werkgeversstukken kwam en dat hij – verdachte – alleen maar hoefde te tekenen.
Een en ander vindt ondersteuning in de verklaring van [naam medeverdachte 1] zoals hij deze heeft afgelegd op 7 februari 2007. Ook medeverdachte [naam medeverdachte 2] – die in zijn functie als administrateur bij [naam bedrijf 1] verantwoordelijk was voor het opmaken van arbeidsovereenkomsten en loonafrekeningen en tevens feitelijk eigenaar was van de panden aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] en [straatnaam 2] [huisnummer 2] - heeft verklaard dat hij en [naam medeverdachte 1] hebben bedacht dat ze een dienstverband aan de verdachte konden geven toen bleek dat de verdachte op basis van zijn inkomenssituatie geen hypotheek kon krijgen. [naam medeverdachte 2] heeft de werkgeversstukken aangeleverd nadat hij de gegevens van de verdachte van [naam medeverdachte 1] had gekregen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte, nadat hij bij [naam medeverdachte 1] had aangegeven dat hij vanwege zijn werksituatie geen hypothecaire geldlening kon krijgen, meermalen blindelings stukken heeft ondertekend in het kader van een aanvraag voor een hypothecaire geldlening, waaronder ook werkgeversstukken. Nu de overgelegde arbeidsovereenkomst een handtekening bevat die grote overeenkomsten vertoont met de overige stukken die door de verdachte zijn ondertekend heeft de rechtbank onvoldoende reden om aan te nemen dat dat deze arbeidsovereenkomst zich niet bevond bij de stukken die in dit kader door de verdachte zijn ondertekend. Gelet op de verklaringen van zowel de verdachte als [naam medeverdachte 1] staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat de verdachte zich ervan bewust was dat hij stukken ondertekende welke gebruikt zouden worden als werkgeverstukken bij de aanvraag van een hypothecaire geldlening. Dit terwijl hij – de verdachte – niet werkzaam was bij de op de arbeidsovereenkomst vermelde werkgever. Een bedrijf waar hij volgens eigen zeggen nooit geweest is, en nooit gewerkt heeft. Aldus heeft de verdachte het oogmerk gehad om de (valse) arbeidsovereenkomst te gebruiken ter verkrijging van de hypothecaire geldlening(en). De rechtbank verwerpt het verweer en acht bewezen dat de verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
Feit 2
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen kan als vaststaand worden aangenomen dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 138.530 bij [naam bedrijf 2] en voorts dat de verdachte ter verkrijging van het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] een hypothecaire geldlening heeft aangevraagd van € 134.250 bij [naam bank]
Uit de verklaringen van de verdachte en zijn medeverdachten volgt dat de verdachte met betrekking tot de koop van de panden en het aanvragen van de hypothecaire leningen contact had met [naam medeverdachte 1] . [naam medeverdachte 1] regelde onder meer de taxaties, de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen en de afspraken bij de notaris voor het ondertekenen van de hypotheekaktes en het passeren van de eigendomsaktes. [naam medeverdachte 2] verstrekte in het kader van de aanvragen voor de hypothecaire leningen de werkgeversstukken die deels door hem en deels door medeverdachte [naam medeverdachte 3] werden opgemaakt en ondertekend.
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen is voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte nimmer bij [naam bedrijf 1] heeft gewerkt.
Een en ander betekent dat de verdachte en de medeverdachten valse stukken hebben ingediend om hypothecaire geldleningen te verkrijgen en dat beide banken op grond van het met die valse stukken gecreëerde beeld van de kredietwaardigheid van de verdachte daadwerkelijk hypothecaire geldleningen hebben verstrekt aan de verdachte. Aldus bestond naar het oordeel van de rechtbank bij de verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Als het al juist is dat de verdachte daadwerkelijk dacht met de opbrengst van de verhuur van één van de woningen de maandelijkse hypotheekschuld van beide woningen te kunnen betalen, doet zulks aan het vorenstaande niet af. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet had op de oplichting van de banken en verwerpt derhalve het ter zake gevoerde verweer.
Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het onder 2 tenlastegelegde – zoals hiervoor reeds is overwogen - onder meer af dat de verdachte – ondanks dat hij wist dat hij op grond van zijn inkomenssituatie geen hypothecaire geldlening kon krijgen – werkgeversstukken heeft ondertekend van een niet bestaand dienstverband en de aanvragen voor de hypothecaire geldleningen, en daarvoor ook gegevens heeft verstrekt. Daarnaast is de verdachte samen met [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] binnen het tijdbestek van een uur aanwezig geweest bij twee verschillende notarissen en heeft aldaar - onder meer - de hypotheekaktes ondertekend, op grond waarvan de hypothecaire geldleningen daadwerkelijk aan hem zijn verstrekt.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten.
De rechtbank verwerpt dan ook het daartegen gevoerde verweer. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Feit 3
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er bij beide aanvragen voor een hypothecaire geldlening verbouwingsdepots van € 11.000,- zijn aangevraagd, en dat deze door de betrokken banken zijn verstrekt.
[naam bank] heeft een verzoek ontvangen tot uitbetaling van een bedrag van € 10.230,-, conform een bij het verzoek meegezonden factuur d.d. 15 november 2005 van de onderneming [naam bedrijf 3] Ook bij [naam bedrijf 4] is een factuur van [naam bedrijf 3] voor een bedrag van € 10.230,-, ontvangen, met het verzoek om uitbetaling.
Beide bedragen zijn op respectievelijk 22 en 25 november 2006 vanuit het bouwdepot van de verdachte uitbetaald aan [naam bedrijf 3]
De werkzaamheden zoals die in de facturen van [naam bedrijf 3] staan vermeld - en op grond waarvan uitbetaling vanuit het bouwdepot heeft plaatsgevonden - zijn echter nooit uitgevoerd, zo blijkt uit de verklaringen van [naam] (eigenaar van [naam bedrijf 3] ) en de verdachte. Uit de verklaring van [naam] volgt dat [naam medeverdachte 1] de werkzaamheden voor beide panden heeft geannuleerd en dat de gelden uit het bouwdepot naar [naam medeverdachte 1] zijn gegaan. De rechtbank acht het op grond van de verklaringen van de verdachte aannemelijk dat de verdachte wetenschap met betrekking tot het aanvragen van de bouwdepots heeft gehad. Een en ander volgt uit zijn verklaring, zoals afgelegd op 8 februari 2007 en de verklaring van de verdachte op 2 maart 2007 waarin hij heeft verklaard dat hij met [naam medeverdachte 1] naar de bank is geweest om een bouwdepotrekening te openen. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat de verdachte op 6 december 2005 een bedrag van € 765,50 vanuit het bouwdepot voor de [straatnaam 2] [huisnummer 2] op zijn rekening gestort heeft gekregen en dat hij op 25 november 2005 op zijn rekening een bedrag van € 782,19 heeft ontvangen vanuit het bouwdepot voor [straatnaam 1] [huisnummer 3] .
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern heeft bestaan uit het onder valse voorwendselen bewegen van hypotheekverstrekkers tot het uitbetalen van bedragen uit de bouwdepots.
De rechtbank verwerpt derhalve het ter zake gevoerde verweer.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3. primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2005, in de gemeente(n) Ridderkerk en/of Rotterdam,
tezamen en in vereniging met anderen, een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam verdachte] d.d.
1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 43-44)
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en in
strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld is dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 1] voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur),
zulks met het oogmerk om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september
2005 tot en met 14 november 2005,
in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen ,
- [naam bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag van (in
totaal) 134.250 euro, voor de aankoop van het pand
aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam, en;
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 138.530 euro,
voor de aankoop van het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] te Rotterdam,
immers hebben hij en zijn medeverdachten met voren omschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 5] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2]
te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 113-114) ingediend en/of doen indienen en
ter onderbouwing van deze financiering - onder meer - de volgende stukken
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 5] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 159-160) en;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over augustus 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 161) en;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. september 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 162);
en
[naam bedrijf 2] een aanvraag financiering voor het pand aan [straatnaam 1]
[huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 17 oktober 2005 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 22-26) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 2] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 43-44) en;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over augustus 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 42) en;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. september 2005 (Dossier
, p. 40), waardoor hij en zijn medeverdachten aan de hypotheekverstrekkers: [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 2] ten behoeve van voornoemde financieringen (telkens) een onjuist beeld met betrekking tot zijn kredietwaardigheid hebben voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde hypotheekverstrekkers (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
3. primair hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 september
2005 tot en met 6 december 2005, in de gemeenten Rotterdam en/of Utrecht
en/of
de gemeenteNijkerk, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen ,
- [naam bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 10.230 euro, voor het monteren van een Cesar Design Keuken en het leveren van bad- en toilet sanitair en voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 164-167) en;
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag
(afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal)
10.23euro, in elk geval een
bedrag, voor het leveren en monteren van een Cesar Design Keuken en voor het leveren van bad- en toilet sanitair en voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor
het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 88-91),
immers hebben hij en zijn medeverdachte met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 5] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 7 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 163) ingediend en/of laten
indienen en ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur
d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier
[naam verdachte] , p. 165) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 5] ;
en/of
[naam bedrijf 2] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 14 september 2009 (Dossier [naam verdachte] , p. 87) ingediend
en/of laten indienen en ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse)
factuur d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier
[naam verdachte] , p. 91) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 2]
, waardoor hij en zijn medeverdachte aan de verstrekkers van de bouwdepots: [naam bedrijf 5] en [naam bedrijf 2] ten behoeve van voornoemde financieringen (telkens) een onjuist beeld met betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden ten aanzien van bovengenoemde panden hebben voorgespiegeld, waardoor eerder genoemde verstrekkers van de bouwdepots (telkens) werden bewogen tot bovenomschreven afgiften.
De rechtbank begrijpt – gelet op het dossier en de context van het verhandelde ter terechtzitting – dat met de term ‘hypotheekverstrekker’ bedoeld wordt ‘hypotheeknemer/hypotheekbank’. Met betrekking tot dit punt is ter terechtzitting geen enkel misverstand ontstaan, zodat de rechtbank hier vanuit kan gaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van valsheid in geschrift

2.en 3. primair, telkens,

medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen een valse arbeidsovereenkomst opgemaakt. Deze valse arbeidsovereenkomst is met andere vervalste documenten zoals werkgeversverklaringen en loonafrekeningen gebruikt om twee hypotheekbanken te bewegen tot het verstrekken van een hypothecaire geldlening, hetgeen oplichting oplevert. Daarnaast heeft de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de twee hypotheekbanken opgelicht door deze middels valse facturen te bewegen tot afgifte van bouwdepotgelden.
De verdachte heeft meegewerkt aan een frauduleuze constructie waarbij hij eigenaar is geworden van twee panden. Twee hypotheekbanken hebben de aankoop van de panden gefinancierd en bovendien voor ieder pand gelden uitgekeerd voor een bouwdepot. Beide panden zijn executoriaal verkocht nadat de verdachte in gebreke is gebleven met het voldoen van de maandtermijnen van de hypotheken. De daarmee gerealiseerde opbrengst van € 116.000,- is ver achtergebleven bij de verstrekte hypotheekbedragen, die inclusief bouwdepots € 272.780,- bedroegen. De verbouwingen die met de gelden uit het bouwdepot moesten plaatsvinden, zijn nooit gerealiseerd terwijl de gelden uit de bouwdepots zijn weggesluisd. De twee hypotheekbanken hebben aldus grote schade geleden.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
10 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Voorts blijkt uit het strafblad dat de verdachte na de ten laste gelegde periode strafrechtelijk is veroordeeld, zodat toepassing dient te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter om een aantal redenen afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zoals hiervoor reeds is aangegeven, dient toepassing te worden gegeven aan het bepaalde in artikel 63 Sr. Daarnaast springt in het oog dat ook de verdachte substantiële nadelige gevolgen heeft ondervonden van de gepleegde strafbare feiten, aangezien hij tot op de dag van vandaag wordt geconfronteerd met hoge (rest)schulden na de executoriale verkoop. Volgens de verdediging gaat het thans, ruim 11 jaar nadat de feiten zijn gepleegd, om een bedrag van (inmiddels) € 173.000,-. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf een passende sanctie. Vervolgens dient rekening te worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, waartoe als volgt wordt overwogen.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 12 oktober 2011 aangehouden en als verdachte gehoord. De rechtbank gaat ervan uit dat op deze datum de redelijke termijn is aangevangen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak geen sprake van bijzondere omstandigheden die een langere looptijd rechtvaardigen.
Tussen voornoemde datum en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 5,5 jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, een termijn van 2 jaar redelijk is te achten, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 3,5 jaar. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient deze overschrijding gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf met 50%.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 180 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 90 uur opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 63, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
90 (negentig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
45 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.I. Mentink, voorzitter,
mr. A.M.H. Geerars en mr. I.W.M. Laurijssens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.Y. de Lange, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 juli 2005, in de gemeente(n) Ridderkerk en/of Rotterdam,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, te weten:
- een arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en [naam verdachte] d.d.
1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 43-44)
bestaande die valsheid hierin dat - zakelijk weergegeven - valselijk en/of in
strijd met de waarheid, op bovengenoemde arbeidsovereenkomst vermeld is en/of
voorgewend is, dat hij een dienstbetrekking is aangegaan bij [naam bedrijf 1]
voor onbepaalde tijd (met een werkweek van 40 uur),
zulks (telkens) met het oogmerk om dit/deze geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 september
2005 tot en met 14 november 2005, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Alkmaar,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- [naam bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van een (hypotheek)bedrag van (in
totaal) 134.250 euro, in elk geval een bedrag, voor de aankoop van het pand
aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam, en/of;
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van een
(hypotheek)bedrag van (in totaal) 138.530 euro, in elk geval een bedrag,
voor de aankoop van het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] te Rotterdam, en/of;
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 5] een aanvraag financiering voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2]
te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 113-114) ingediend en/of doen indienen en
ter onderbouwing van deze financiering - onder meer - de volgende stukken
verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 5] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 159-160) en/of;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over augustus 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 161) en/of;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. september 2005
(Dossier [naam verdachte] , p. 162);
en/of
[naam bedrijf 2] een aanvraag financiering voor het pand aan [straatnaam 1]
[huisnummer 1] te Rotterdam d.d. 17 oktober 2005 (Dossier [naam verdachte] ,
p. 22-26) ingediend en/of doen indienen en ter onderbouwing van deze
financiering - onder meer - de volgende stukken verstrekt en/of doen
verstrekken aan [naam bedrijf 2] :
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [naam bedrijf 1] en
[naam verdachte] d.d. 1 juli 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 43-44) en/of;
- een (valse) loonafrekening afkomstig van [naam bedrijf 1] , gericht
aan [naam verdachte] , over augustus 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 42) en/of;
- een (valse) model-werkgeversverklaring voor werknemer [naam verdachte]
ondertekend door [naam bedrijf 1] d.d. september 2005 (Dossier
, p. 40),
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de hypotheekverstrekker(s): [naam bedrijf 5]
en/of [naam bedrijf 2] ten behoeve van voornoemde
financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met betrekking
tot zijn kredietwaardigheid heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor eerder
genoemde hypotheekverstrekker(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n);
3. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september
2005 tot en met 6 december 2005, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Utrecht
en/of Nijkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [naam bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 10.230 euro, in elk geval een bedrag, voor het
monteren van een Cesar Design Keuken en/of het leveren van bad- en toilet
sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor het
pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 164-167) en/of;
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van (een) bedrag(en)
(afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 11.630 euro, in elk geval een
bedrag, voor diverse stucadoor-werkzaamheden en/of voor het leveren en
monteren van een Cesar Design Keuken en/of voor het leveren van bad- en
toilet sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor
het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 88-91),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
A. [naam bedrijf 5] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 7 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 163) ingediend en/of laten
indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur
d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier
[naam verdachte] , p. 165) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 5] ;
en/of
[naam bedrijf 2] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 14 september 2009 (Dossier [naam verdachte] , p. 87) ingediend
en/of laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse)
factuur d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier
[naam verdachte] , p. 91) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 2]
,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 2] ten behoeve van
voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met
betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden
ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en) heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor
eerder genoemde verstrekker(s) van de/het bouwdepot(s) (telkens) werd(en)
bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair
[naam medeverdachte 1] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode
van 7 september 2005 tot en met 6 december 2005, in de gemeente(n) Rotterdam
en/of Utrecht en/of Nijkerk, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
- [naam bedrijf 5] heeft bewogen tot de afgifte van een bedrag (afkomstig uit een
bouwdepot) van (in totaal) 10.230 euro, in elk geval een bedrag, voor het
monteren van een Cesar Design Keuken en/of het leveren van bad- en toilet
sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor het
pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 164-167) en/of;
- [naam bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van (een) bedrag(en)
(afkomstig uit een bouwdepot) van (in totaal) 11.630 euro, in elk geval een
bedrag, voor diverse stucadoor-werkzaamheden en/of voor het leveren en
monteren van een Cesar Design Keuken en/of voor het leveren van bad- en
toilet sanitair en/of voor het leveren en plaatsen van een houten vloer voor
het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1] te Rotterdam (Dossier [naam verdachte] , p. 88-91),
in elk geval van enig goed/geldbedrag,
immers heeft/hebben hij en/of zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van:
[naam bedrijf 5] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van verkrijging van
een bouwdepot) voor het pand aan de [straatnaam 2] [huisnummer 2] te Rotterdam
d.d. 7 september 2005 (Dossier [naam verdachte] , p. 163) ingediend en/of laten
indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur
d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier [naam verdachte] ,
p. 165) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 5] ;
en/of
[naam bedrijf 2] , een (vals) verbouwingsplan (ten behoeve van
verkrijging van een bouwdepot) voor het pand aan [straatnaam 1] [huisnummer 1]
te Rotterdam d.d. 14 september 2009 (Dossier [naam verdachte] , p. 87) ingediend en/of
laten indienen en/of ter uitbetaling van het bouwdepot een (valse) factuur
d.d. 15 november 2005 uitgegeven door [naam bedrijf 3] (Dossier [naam verdachte] ,
p. 91) verstrekt en/of doen verstrekken aan [naam bedrijf 2] ,
waardoor hij en/of zijn medeverdachte(n) aan de verstrekker(s) van de/het
bouwdepot(s): [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 2] ten behoeve van
voornoemde financiering(en) (telkens) een onjuist en/of onvolledig beeld met
betrekking tot de (uit te voeren en/of uitgevoerde) verbouwingswerkzaamheden
ten aanzien van bovengenoemd(e) pand(en) heeft/hebben voorgespiegeld, waardoor
eerder genoemde verstrekker(s) van de/het bouwdepot(s) (telkens) werd(en)
bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op een of meer
tijdstippen, in of omstreeks de periode van 7 september 2005 tot en met 6
december 2005, in de gemeente(n) Rotterdam en/of Utrecht en/of Nijkerk,
althans in Nederland, meermalen althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of
opzettelijk behulpzaam is geweest, door bovengenoemd(e) verbouwingsplan(nen)
op te stellen en/of op te laten stellen en/of te ondertekenen en/of door (een)
brief/brieven (Dossier [naam verdachte] , p. 88, 90 en 164), inhoudende (een) verzoek(en)
tot uitbetaling van de bovengenoemde factu(u)r(en), op te stellen en/of op te
laten stellen en/of te ondertekenen.