ECLI:NL:GHAMS:2023:3063
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van gemeenschap van goederen met betrekking tot woning in Polen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake de echtscheiding van partijen, die in 2017 zijn gehuwd in Polen. Hun huwelijk is op 7 december 2022 ontbonden. De man, die de Poolse nationaliteit heeft, en de vrouw, die de Litouwse nationaliteit heeft, zijn in geschil over de verdeling van een woning in Polen. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de woning aan de man zou worden toegedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw kon worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De man verzoekt in hoger beroep om de woning niet ter verdeling voor te leggen en stelt dat deze woning niet onder de gemeenschap van goederen valt. De vrouw verzoekt om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de man in de proceskosten te veroordelen.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de brief van de man met nieuwe verzoeken buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet tijdig was ingediend. De man heeft één grief gericht tegen de bestreden beschikking en stelt dat het onaanvaardbaar is dat de vrouw zich beroept op een verdeling bij helfte van de woning, aangezien hij deze woning met eigen middelen heeft gebouwd en het voorhuwelijks vermogen betreft. De vrouw betwist dit en stelt dat zij ook heeft bijgedragen aan de bouw van de woning.
Het hof overweegt dat, hoewel de man enkele omstandigheden aanvoert die zijn verzoek onderbouwen, deze niet zo uitzonderlijk zijn dat een afwijking van de regel van verdeling bij helfte gerechtvaardigd is. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, aangezien partijen voorheen met elkaar getrouwd zijn geweest.