In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verzoekschrift van appellant, die schadevergoeding vroeg op basis van artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Appellant, die in voorlopige hechtenis heeft gezeten, stelde schade te hebben geleden als gevolg van zijn detentie en vroeg om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand. De rechtbank Amsterdam had eerder op 30 november 2021 het verzoek afgewezen, en het hof heeft deze beslissing bevestigd. Het hof oordeelde dat er geen gronden van billijkheid waren voor het toekennen van schadevergoeding voor de dagen in detentie, omdat appellant in voorlopige hechtenis zat vanwege de kans op herhaling en zijn psychiatrische problematiek. Het hof heeft echter wel een vergoeding van € 1.020,00 toegekend voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand in de verzoekschriftprocedure. De beslissing van het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en kent de vergoeding toe uit 's Rijks kas. De uitspraak is gedaan door een meervoudige raadkamer en is ondertekend door de voorzitter en de griffier.