ECLI:NL:GHAMS:2023:2937

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-003421-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van strafoplegging en beslissing TUL in winkeldiefstalzaak

Op 9 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2021. De zaak betreft een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal van vier besteksets van de Hema. De rechtbank had de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman een deels voorwaardelijke straf heeft verzocht met de verplichting tot begeleid wonen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en oordeelt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand passend is.

Daarnaast is er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel aan de orde. Het openbaar ministerie heeft deze vordering toegewezen, maar de raadsman heeft verzocht deze af te wijzen, gezien de recente ontwikkelingen in de zaak van de verdachte. Het hof heeft besloten de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, omdat de verdachte recent een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd dat nog behandeld moet worden. Het hof oordeelt dat het toewijzen van de vordering de beoordeling van de ISD-maatregel zou kunnen doorkruisen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de strafoplegging en de vordering tot tenuitvoerlegging, maar bevestigt het vonnis voor het overige. De uitspraak is gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met inachtneming van de relevante wettelijke voorschriften.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003421-21
datum uitspraak: 9 augustus 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 december 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 15-293536-21 en 15-130362-20 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1966,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis (en het herstelvonnis) waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de beslissing omtrent de strafoplegging en de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de verplichting om mee te werken aan begeleid wonen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal door vier besteksets toebehorende aan de Hema weg te nemen. De verdachte heeft er aldus blijk van gegeven het eigendomsrecht van dat winkelbedrijf niet te respecteren. De verdachte heeft het winkelbedrijf schade toegebracht en ergernis en overlast bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 augustus 2023 is hij meermalen voor soortgelijke vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Gelet hierop is het hof van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 september 2020 opgelegde voorwaardelijke Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 3 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering wordt toegewezen.
De raadsman heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel af te wijzen nu een nieuw traject om blijvende gedragsverandering te bewerkstelligen gelet op het verleden niet doelmatig is. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de ISD-maatregel te beperken in duur omdat zijn cliënt niet meer behandeld hoeft te worden aangezien hij een behandeltraject in het kader van de voorwaardelijke ISD-maatregel al succesvol heeft afgerond.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, is in beginsel essentieel dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, ziet het hof termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen nu de verdachte recent een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd welke zal worden behandeld op een zitting van 31 augustus a.s bij de rechtbank waarbij een uitvoerige ISD-rapportage wordt verwacht. Dit betekent dat tijdens de behandeling van het nieuwe feit door de rechtbank veel beter zal kunnen worden beoordeeld of oplegging van een ISD-maatregel gelet op alle omstandigheden nog passend en opportuun is. Een toewijzing van de vordering zou dit traject mogelijk kunnen doorkruisen, hetgeen het hof alles afwegende niet wenselijk acht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing omtrent de strafoplegging en de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Noord-Holland van 12 november 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 4 september 2020, parketnummer 15-130362-20, voorwaardelijk opgelegde Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren met een proeftijd van 3 jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. C.J. van der Wilt en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van mr. D. de Jong, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 augustus 2023.
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen is buiten staat dit arrest te ondertekenen