ECLI:NL:GHAMS:2023:2933

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
23-000536-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van medicijnen en opiaten door apothekersassistente

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was werkzaam als apothekersassistente en is beschuldigd van meermalen gepleegde diefstal van medicijnen en opiaten uit de apotheek waar zij werkte. De diefstal vond plaats in de periode van 9 december 2020 tot en met 10 juni 2022, waarbij de verdachte een totale waarde van € 11.619,87 aan medicijnen en opiaten heeft weggenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de medicijnen bestelde via de website van de groothandel van de apotheek, maar deze niet registreerde in het apothekerssysteem, waardoor zij in staat was om de medicijnen te stelen zonder dat dit werd opgemerkt.

Tijdens de zitting heeft de verdachte bekend dat zij vaak medicijnen heeft weggenomen. Het hof heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, namelijk diefstal van de medicijnen en opiaten. De politierechter had eerder een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de straffen heroverwogen en besloten om de verdachte te veroordelen tot dezelfde taakstraf, maar ook een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, [benadeelde partij01] B.V., een vordering tot schadevergoeding ingediend ter hoogte van € 18.160,41, welke vordering door het hof is toegewezen. Het hof heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en het misbruik van vertrouwen door de verdachte in haar functie als apothekersassistente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000536-23
datum uitspraak: 22 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-326100-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2020 tot en met 10 juni 2022 te Amstelveen en/of Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk medicijnen (waaronder Tramadol en Zopicion) en/of opiaten (waaronder fentinyl pleisters)(met een totale waarde van 11.619,87 EUR) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehoorde aan [benadeelde partij01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten apothekersassistente, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 december 2020 tot en met 10 juni 2022 te Amstelveen en/of Amsterdam, althans in Nederland, medicijnen (waaronder Tramadol en Zopicion) en/of opiaten (waaronder fentinyl pleisters)(met een totale waarde van 11.619,87 EUR), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak van het primair tenlastegelegde

Het hof is van oordeel dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde

Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast en overweegt daarover als volgt.
In de periode van 9 december 2020 tot en met 10 juni 2022 heeft de verdachte een grote hoeveelheid medicijnen en opiaten weggenomen uit de apotheek waar zij destijds werkzaam was als apothekersassistente. Zij was werkzaam bij zowel [apotheek01] te Amstelveen als [apotheek02] te Amsterdam. Deze apotheken vallen onder [benadeelde partij01] B.V (hierna: [benadeelde partij01] ), zijnde de aangever. De verdachte heeft de beschuldigingen bekend. Zij heeft verklaard in de tenlastegelegde periode heel vaak medicijnen te hebben weggenomen. De verdachte heeft daartoe de medicijnen en opiaten besteld via de website van de groothandel van de apotheek. Deze wijze van bestellen – die buiten het gangbare bestelsysteem van de apotheek verloopt – vereist dat de producten vervolgens wel in het apotheker-bestelsysteem worden geregistreerd. De verdachte heeft dat echter niet gedaan. Hierdoor stelde zij zichzelf in staat de medicijnen en opiaten, eenmaal geleverd, buiten het zicht van [benadeelde partij01] weg te nemen. [benadeelde partij01] heeft bij haar aangifte een aantal lijsten overgelegd, waarop de bestellingen uit de tenlastegelegde periode worden getoond die middels de voornoemde omweg zijn aangeschaft maar vervolgens niet zijn geregistreerd. Getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ), hoofd van de [apotheken01] apotheken, heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat die lijsten van bestellingen zijn gebaseerd op een vergelijking met het werkrooster van de verdachte. Hieruit kwam naar voren dat de verdachte zowel op de dag van het bestellen van de producten als op de dag van de ontvangst van de producten telkens op een van beide vestigingen aan het werk was. Het is ook alleen bij deze vestigingen komen vaststaan dat bestelde producten verdwenen. De verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt dat er – anders dan [benadeelde partij01] verklaart – mogelijk anderen zijn geweest die deze producten hebben besteld en zich hebben toegeëigend.
Op grond van het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat het door [benadeelde partij01] overlegde bestellingenoverzicht volledig is te herleiden tot de verdachte en dat daarmee het tenlastegelegde totaalbedrag van € 11.619,87 aan weggenomen medicijnen en opiaten wettig en overtuigend is bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
zij op tijdstippen in de periode van 9 december 2020 tot en met 10 juni 2022 te Amstelveen en Amsterdam, medicijnen (waaronder Tramadol en Zopicion) en opiaten (waaronder fentanyl pleisters) (met een totale waarde van 11.619,87 EUR), die geheel aan [benadeelde partij01] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Diefstal,
meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht een groter voorwaardelijk deel aan de door de politierechter opgelegde taakstraf te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van anderhalf jaar, mede op verzoek van een ander, schuldig gemaakt aan het wegnemen van medicijnen en opiaten uit de apotheek waar zij destijds werkzaam was. Vanuit haar functie kon zij bestellingen verrichten die zij vervolgens niet registreerde en waardoor zij zich voor € 11.619,87 aan opiaten en medicijnen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Deze producten heeft zij vervolgens geleverd aan een ander ten behoeve van doorverkoop.
De verdachte heeft door het plegen van dit feit misbruik gemaakt van het in haar door haar werkgever gestelde vertrouwen en zij heeft haar positie misbruikt. Daarnaast heeft de verdachte [benadeelde partij01] veel schade en overlast berokkend. Het hof is tevens van oordeel dat de verdachte met het wegnemen van grote hoeveelheden zware medicatie en verslavingsgevoelige middelen naar de uiterlijke verschijningsvorm een bijdrage heeft geleverd aan een op drugshandel gericht businessmodel. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Dat zij handelde uit vrees dat degene aan wie zij doorleverde haar of haar familie iets zou aandoen, acht het hof niet aannemelijk.
Het hof weegt in dit verband ook ten nadele van de verdachte mee dat zij haar gedragingen voor de duur van anderhalf jaar heeft voortgezet en niet op enig moment zelf open kaart heeft willen spelen. De verdachte heeft pas een bekentenis afgelegd nadat uit het door [benadeelde partij01] ingestelde onderzoek bleek dat zij bij de diefstal betrokken was. In de persoon van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden ziet het hof geen gronden voor een andere afweging ten aanzien van de op te leggen straf dan de hiernavolgende. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in haar rapport over de verdachte heeft geconcludeerd dat ‘met betrekking tot (haar) functioneren als apothekersassistent geen sprake is van een situatie die voor de veiligheid van cliënten of de zorg, dan wel anderszins voor het leveren van goede zorg een ernstige bedreiging kan betekenen’.
Alles afwegend en met inachtneming van de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, doet de straf zoals opgelegd door de politierechter onvoldoende recht aan de ernst van het feit en aan het belang om de verdachte de strafwaardigheid van haar handelen in te prenten. Daarom zal het hof aan de verdachte naast een onvoorwaardelijk taakstraf van 240 uur tevens een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 18.160,41 aan materiële schade en bestaat uit een bedrag van € 11.619,87 aan kosten van de weggenomen medicijnen en opiaten en uit een bedrag van € 6.540,54 aan kosten van het recherchebureau [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen op de manier zoals de politierechter dat heeft gedaan.
De raadsman heeft ter terechtzitting primair verzocht de vordering af te wijzen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat niet is komen vaststaan dat alle op de door [benadeelde partij01] overlegde lijsten verdwenen medicatie door de verdachte is weggenomen. Met betrekking tot de kosten van het onderzoek door [bedrijf01] stelt de raadsman dat het rechtstreeks verband met de diefstal ontbreekt, waardoor voornoemde kosten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren nu deze een onevenredige belasting voor het strafgeding vormen. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht te beslissen zoals het hof juist en billijk acht.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van medicijnen en opiaten ter waarde van € 11.619,87.
Verder is het hof uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte materiële schade ter hoogte van genoemde bedrag heeft geleden.
Dit geldt – anders dan de raadsman heeft bepleit – ook ten aanzien van de kosten van [bedrijf01] , die de benadeelde partij heeft moeten maken. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting in hoger beroep toegelicht dat het door [bedrijf01] verrichte onderzoek specifiek was toegespitst op het onderhavige incident. Het hof acht het daarmee voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een rechtstreeks verband tussen de gepleegde diefstal en de in rekening gebrachte kosten van [bedrijf01] . De verdachte is tot vergoeding van voornoemde schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] B.V. ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 18.160,41 (achttienduizend honderdzestig euro en eenenveertig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] B.V., ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 18.160,41 (achttienduizend honderdzestig euro en eenenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 125 (honderdvijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 juni 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. F.A. Hartsuiker en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2023.