ECLI:NL:GHAMS:2023:2905

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23-002332-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van mobiele telefoons met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1995 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De tenlastelegging omvatte opzetheling van twee mobiele telefoons, die op 29 juli 2023 in Amsterdam waren weggenomen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van vier maanden had opgelegd. Het hof heeft de zaak onderzocht en vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte samen op pad waren en dat de verdachte had gezien hoe de medeverdachte de telefoons had weggenomen. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat de telefoons van diefstal afkomstig waren, waardoor de opzetheling bewezen kon worden verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van de primair tenlastegelegde feiten, maar het hof achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen. De opgelegde straf van vier maanden gevangenisstraf werd gehandhaafd, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de feiten en de eerdere veroordeling van de verdachte. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat het hof onvoldoende causaal verband zag tussen de schade en het handelen van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002332-23
datum uitspraak: 16 november 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-188817-23 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1995,
thans gedetineerd in [detentieadres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
16 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een telefoon, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Politie Nederland en/of [verbalisant], in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
1. subsidiair
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Amsterdam, een telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 29 juli 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal en de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde schuldhelingen bewezen kunnen worden. De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de verdachte in ieder geval had moeten vermoeden dat de telefoons van misdrijf afkomstig waren. In zijn overweging betrekt de advocaat-generaal ook de psychische gesteldheid van de verdachte op het moment van het plegen van de feiten.
Standpunt verdediging
De verdediging voert ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde aan dat niet uit de camerabeelden kan worden opgemaakt dat de verdachte had kunnen zien waar de medeverdachte mee bezig was, zodat de verdachte niet kon weten dat de telefoon van diefstal afkomstig was en hij dient te worden vrijgesproken.
Overwegingen van het hof
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte, volgt dat de verdachte en de medeverdachte die betreffende nacht samen op pad waren. Uit de beschrijving van de camerabeelden is gebleken dat de verdachte toekeek terwijl de medeverdachte [medeverdachte] de mobiele telefoon uit de zak van aangeefster [benadeelde] wegpakte. Kort daarna heeft de medeverdachte een telefoon uit de tas van verbalisant [verbalisant] gepakt en is hij daarmee naar de verdachte gelopen. Beide telefoons zijn meteen daarna bij de verdachte aangetroffen.
Gelet op de omstandigheden dat de verdachte en de medeverdachte samen op pad waren, de verdachte heeft toegekeken terwijl de mobiele telefoon van [benadeelde] werd weggenomen, de medeverdachte meteen naar de verdachte toeliep na het wegnemen van de mobiele telefoon van [verbalisant] en de telefoons kort daarna in de achterzak en de broeksband van de verdachte zijn aangetroffen, is het hof van oordeel dat de verdachte en de medeverdachte op dievenpad (zakkenrollen) waren die avond. Daaruit volgt dat de verdachte, ook al was hij niet zelf degene die de telefoons wegnam, wist dat de telefoons van diefstal afkomstig waren, zodat de opzetheling in beide gevallen bewezen verklaard kan worden.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de telefoons.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij op 29 juli 2023 te Amsterdam een telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 29 juli 2023 te Amsterdam een telefoon voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde schuldheling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden. In zijn vordering neemt de advocaat-generaal mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De raadsman achtte het ten aanzien van beide feiten onrechtvaardig en niet te begrijpen dat de verdachte door de politierechter een hogere straf opgelegd heeft gekregen dan de medeverdachte, die de daadwerkelijke wegneemhandelingen heeft uitgevoerd. De raadsman stelt zich op het standpunt dat er een gradatieverschil moet zijn tussen de wegneemhandeling en degene die het goed voorhanden krijgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzetheling van twee mobiele telefoons. Dit zijn voor de eigenaars van de telefoons buitengewoon ergerlijke feiten en door telefoons opzettelijk te helen laat de verdachte zien dat hij andermans eigendom niet respecteert. Mobiele telefoons zijn kostbaar en bevatten doorgaans een substantiële hoeveelheid persoonlijke en vertrouwelijke gegevens.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 november 2023 is de verdachte heel recent voor een soortgelijk vermogensdelict onherroepelijk veroordeeld. Deze veroordeling, zijnde een gevangenisstraf van vier dagen, heeft kennelijk niet genoeg indruk op de verdachte gemaakt en heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden onderhavige feiten te plegen.
Het standpunt van de raadsman dat er een gradatieverschil moet zijn tussen de wegneemhandeling en het voorhanden krijgen van de telefoons gaat niet zonder meer op. Het hof acht het helen niet minder laakbaar dan de diefstal die de medeverdachte gepleegd heeft, zeker in het geval van opzettelijk helen. De verdachte en de medeverdachte zijn beiden bezig geweest bij het zakkenrollen en ieder had daarin zijn eigen taak.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Het hof heft de voorlopige hechtenis van de verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (tenuitvoerlegging van de) opgelegde gevangenisstraf. Deze beslissing is apart op schrift gesteld.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 85,35. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen.
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de vordering toegewezen kan worden, nu deze voldoende is onderbouwd. Daarnaast heeft hij gevorderd dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen causaal verband is tussen het handelen van de verdachte en de schade die de benadeelde partij heeft geleden, omdat de verdachte de diefstal niet heeft gepleegd. Hij verzoekt de vordering volledig af te wijzen.
In tegenstelling tot de politierechter, ziet het hof onvoldoende causaal verband tussen de door de benadeelde partij opgegeven schadeposten en het handelen van de verdachte, nu de medeverdachte de daadwerkelijke diefstal heeft gepleegd en de verdachte daarvan de heler was, zodat de schade ook was ontstaan bij het uitblijven van de handelingen van de verdachte. De kosten zouden dus in dit geval voor rekening moeten komen van de steler en niet van de heler. Uit het onderzoek ter terechtzitting is aldus onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Heft op het bevel voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de (tenuitvoerlegging van de) opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. N. van der Wijngaart en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
B.M. Jeeninga en mr. C.H. Sillen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 november 2023.