In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003, was beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op een bromfiets op 29 juli 2020 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte werd schuldig bevonden aan de overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke geldboete van € 150,00 geëist, met een proeftijd van twee jaren, maar het hof besloot tot een proeftijd van één jaar. Het hof hield rekening met het feit dat de verdachte een first offender was en dat de redelijke termijn was overschreden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 150,00 en drie dagen jeugddetentie, met de bepaling dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.