ECLI:NL:GHAMS:2023:2802
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep tegen vonnis rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 4 februari 2020 was gewezen in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-186514-19 en 15-161517-19. De verdachte, geboren in 1995, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Tijdens de zitting op 23 oktober 2023 heeft de advocaat-generaal de vordering gedaan om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep.
De raadsvrouw van de verdachte heeft op 20 oktober 2023 per e-mail aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit is mondeling herhaald tijdens de zitting. Hierdoor wordt de verdachte geacht de eerder tegen het vonnis ingediende bezwaren in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou rechtvaardigen dat de zaak verder wordt onderzocht.
Op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2023.