ECLI:NL:GHAMS:2023:2795

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
23-001779-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake poging tot zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2022. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 1992, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor (poging tot) zware mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan met een hamer in de richting van [slachtoffer 1] en het mishandelen van zijn ex-vriendin, [slachtoffer 2]. Tijdens de zitting op 8 november 2023 heeft het hof de verklaringen van de getuigen en de verdachte gehoord. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is aan het onder feit 2 tenlastegelegde, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, de feiten 1, 3 en 4 zijn bewezen verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling, mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. Het hof heeft de strafmaat bepaald op een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 150 uren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van twee jaren. Het hof heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden bevolen, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De hamer, die als wapen is gebruikt, is verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001779-22
datum uitspraak: 22 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-273201-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1992,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] , opzettelijk van het leven te beroven, althans opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, eenmaal of meermalen met een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, in de richting van het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] , heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
Primair:
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. eenmaal of meermalen met een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, op/tegen de rug. in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen met een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, op/tegen de rug, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] , te slaan;
3.
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn ex-vriendin, [slachtoffer 2] , heeft mishandeld, door eenmaal of meermalen voornoemde [slachtoffer 2] bij de arm(en) vast te pakken en/of (vervolgens) naar de grond/straat te duwen en/of (vervolgens) te slaan en/of stompen in/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] ;
4.
hij op of omstreeks 24 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door op korte afstand van voornoemde [slachtoffer 2] te gaan staan en/of (daarbij) een hamer, in elk geval een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of die hamer, in elk geval een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, naar achteren te bewegen, als gevolg waarvan bij voornoemde [slachtoffer 2] de indruk werd gewekt dat hij, verdachte, haar daarmee wilde slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Het hof is, anders dan de advocaat-generaal en met de verdediging, van oordeel dat op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat enkel [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij met de hamer op zijn rug is geraakt. Zowel [slachtoffer 2] als [getuige 1] hebben verklaard dat [slachtoffer 1] niet met de hamer is geraakt. De foto van letsel op de rug van [slachtoffer 1] , genomen twee dagen nadat het voorval heeft plaatsgevonden, biedt in het licht van de verklaringen van [slachtoffer 2] en [getuige 1] , onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer 1] om tot een bewezenverklaring te komen.

Bewijsoverwegingen ten aanzien van het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder feit 1 ten
laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en van het onder de feiten 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde.
De raadsman heeft aangevoerd dat het onder feit 3 tenlastegelegde kan worden bewezen, maar heeft vrijspraak bepleit van het onder de feiten 1 en 4 tenlastegelegde. Daartoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [slachtoffer 1] niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt, omdat deze op meerdere punten uiteenlopen, niet juist en daarmee onbetrouwbaar zijn. De raadsman stelt zich, onder verwijzing naar de
stillsop pagina’s 28 en 29 van het procesdossier, op het standpunt dat de rechtbank heeft miskend dat een gevecht was ontstaan tussen [slachtoffer 1] en de verdachte en dat [slachtoffer 1] met een blik Red Bull heeft geslagen op de verdachte. Hieruit volgt dat de verklaringen, inhoudende dat [slachtoffer 1] wegrende voor de verdachte, onjuist zijn, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de verdediging ziet het hof geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [slachtoffer 1] . Hun verklaringen komen in hoofdlijnen overeen en ondersteunen elkaar op belangrijke onderdelen. Het hof gaat er op basis van de zich in het dossier bevindende
stills, met de verdediging, van uit dat [slachtoffer 1] met een blikje Red Bull heeft gegooid in de richting van de verdachte, maar overweegt hierbij dat uit de verklaringen in het dossier volgt dat [slachtoffer 1] dit moet hebben gedaan in reactie op de verdachte, die op dat moment met een hamer in zijn hand op hem af kwam. Dat geen van de getuigen over het gooien met het blikje heeft verklaard doet naar het oordeel van het hof geen afbreuk aan hun betrouwbaarheid. Het kan heel goed zijn dat zij dit in de hectiek van situatie zijn vergeten te vermelden.
Het hof zal de verklaringen van [slachtoffer 2] , [getuige 1] en [slachtoffer 1] gebruiken als bewijs.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 september 2021 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met een hamer in de richting van het hoofd van [slachtoffer 1] , heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 24 september 2021 te Amsterdam zijn ex-vriendin, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door [slachtoffer 2] bij de armen vast te pakken en vervolgens te duwen en te slaan tegen het hoofd;
4.
hij op 24 september 2021 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door op korte afstand van [slachtoffer 2] te gaan staan en een hamer aan [slachtoffer 2] te tonen en die hamer naar achteren te bewegen, als gevolg waarvan bij [slachtoffer 2] de indruk werd gewekt dat hij, verdachte, haar daarmee wilde slaan.
Hetgeen onder 1, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage bij dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder de feiten 1, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank bijzondere voorwaarden opgelegd, welke dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder de feiten 1, 2 primair, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als opgelegd door de rechtbank, onder oplegging van bijzondere voorwaarden. Het contactverbod, zoals opgelegd door de rechtbank, dient te worden omgezet in een maatregel zoals bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ten aanzien van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , met een vervangende hechtenis van 1 week voor iedere overtreding, voor de duur van 3 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van de vriend van zijn ex-partner, door op straat met een klauwhamer achter hem aan te rennen en slaande bewegingen te maken in de richting van zijn hoofd. Daarnaast heeft hij zijn ex-partner in aanwezigheid van haar minderjarige dochter mishandeld en bedreigd met een hamer De verdachte heeft met zijn handelen een (ernstige) inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en hun angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 oktober 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de feiten vindt het hof een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte aanleiding om deze gevangenisstraf op te leggen in voorwaardelijke vorm, opdat de verdachte niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. Het hof acht, mede gelet op het reclasseringsadvies van 1 juni 2022 en de halfjaarlijkse evaluatie van Stichting Forsa van 3 juli 2023 het stellen van bijzondere voorwaarden geïndiceerd en zal daarom aan de voorwaardelijke gevangenisstraf bijzondere voorwaarden verbinden. Het hof bepaalt daarbij de proeftijd op de duur van één jaar. Het hof houdt daarbij rekening met het feit dat de in eerste aanleg opgelegde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. In die zin dat het hof voornemens was om een proeftijd voor de duur van 2 jaar op te leggen, maar dat het hof het inmiddels verstreken deel van de proeftijd heeft verdisconteerd en de resterende proeftijd, nu deze wordt vastgesteld in hele jaren, naar boven heeft afgerond.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, daarnaast een taakstraf voor de duur van 150 uren passend en geboden is.
Tot slot ziet het hof aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals bedoeld in artikel 38v Sv, op te leggen, in de vorm van een contactverbod met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] voor de duur van 2 jaren. Het hof houdt daarbij eveneens rekening met het feit dat de in eerste aanleg opgelegde voorwaarde van een contactverbod dadelijk uitvoerbaar is verklaard. In die zin dat het hof voornemens was om de maatregel op te leggen voor de duur van drie jaren, maar dat zij de verstreken proeftijd heeft verdisconteerd en de resterende duur, nu deze wordt vastgesteld in hele jaren, naar boven heeft afgerond. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er nog steeds heel veel onmin is tussen de verdachte, zijn ex-partner en haar nieuwe vriend en dat er strijd is om de omgang met hun minderjarige kind. Het hof merkt daarbij uitdrukkelijk op dat indien zich omstandigheden voordoen die contact met [slachtoffer 2] nodig maken in het kader van de omgang met hun kind, dat slechts kan in aanwezigheid van een medewerker van de Jeugdbescherming, of een ander door de Jeugdbescherming aangewezen persoon.
Dadelijk uitvoerbaar
Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en van de vrijheidsbeperkende maatregel bevelen, omdat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op de aard van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte, is het hof van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de slachtoffers c.q. dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens de slachtoffers.

Beslag

Het bewezenverklaarde is begaan met behulp van een in beslag genomen en niet teruggegeven hamer. Deze hamer behoort de verdachte toe. De hamer zal daarom worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 38v, 38w, 45, 57, 63, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder de feiten 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van
1 jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de veroordeelde gedurende de proeftijd van 1 jaar ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden)niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 zich meldt binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt en houdt zich aan de aanwijzingen;
 verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op een nader te bepalen moment. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
 zich inspant om zich de Nederlandse taal machtig te maken, ook als dit inhoudt het volgen van een cursus Nederlands.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Veroordeelt de veroordeelde tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
2 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedag 2] 1989 en met
[slachtoffer 1], geboren op [geboortedag 3] 1998. Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1. STK hamer (G6102120).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. Z. Hoshmand en D.M.M. Linskens, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 november 2023.
Mr. N.E. Kwak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Bewijsmiddelenbijlage

Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4.

1. Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2021196413-7 van 24 september 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 3-7.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangeefster [naam 1] :
Op vrijdag 24 september 2021 zijn mijn dochter, mijn partner en ik van huis gegaan. (...)
Op dat zelfde moment voelde het niet goed en keek ik achterom. (...) Ik zag dat [verdachte] ook
op de [adres 3] rende in de richting van mijn partner. Ik schrok enorm en gilde keihard.
Door mijn gegil draaide mjjn partner zich om en zag mijn partner dat [verdachte] achter hem
aan rende. Mijn partner kon nog reageren. Mijn partner ontweek de slag met de hamer.
Meteen daarna rende mijn partner weg. [verdachte] rende vervolgens achter mijn partner aan.
Mijn partner rende in de richting van de Leeuwerikstraat en keerde vervolgens de stoep op
terug in de richting van de Eksterstraat. (...) En mijn partner rende vervolgens de
Eksterstraat in. [verdachte] stopte vlak voor de Eksterstraat en kwam vervolgens in versnelde
pas op mij afgelopen. [verdachte] kwam tegen me aan staan (...). [verdachte] had de hamer in zijn
rechterhand vast. Ik deed mijn handen voor mij om het soort van tegen te houden. Daarbij
heb ik een paar stappen naar achter gedaan. Ik heb toen het volgende tegen hein gezegd.
“Asjeblieft denk aan [naam 2] ”. Dit zei ik omdat [verdachte] de hamer naar achter bracht en dacht
dat hij mij ermee zou slaan. Ik ben toen tussen twee auto’s gesprongen omdat ik bang was
dat hij mij zou slaan met die hamer. (...) Ik zag dat [verdachte] in wilde stappen en weg wilde
rijden. Dit wilde ik voorkomen en heb toen de portier open getrokken. Ik zag dat [verdachte]
uitstapte en mij vastpakten bij mijn armen. Ik zag dat [verdachte] mij vervolgens vastpakten en
in één beweging omver duwde. Daardoor ik hard ten val kwam. Ik ben eerst op mijn
rechterzij gevallen en ben door gerold. Ik heb daarbij een schaafwond op mijn rechterzij en
is de binnenkant van mij linker enkel geschaafd. Direct daarna voel ik dat er iets hards
tegen mijn hoofd aankwam. Achter mijn linkeroor om precies te zijn.

2. Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2021196413-9 van 24 september 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 30-32.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van getuige [getuige 1] :
Op vrijdag 24 september 2021 was ik samen niet mijn moeder onze woning op de
[adres 3] in Amsterdam,. (...) Na het eten zijn [slachtoffer 1] , mijn moeder en ik naar buiten
gelopen naar de auto van mijn moeder die een stukje verder in de straat geparkeerd stond.
(...) Ik zag opeens een man heel hard aan komen rennen achter mijn moeder en [slachtoffer 1] aan. Ik
zag dat deze man een hamer in zijn had. Ik zag dat de man probeerde [slachtoffer 1] op zijn hoofd te
slaan met de hamer. Ik hoorde mijn moeder schreeuwen: [verdachte] . Ik herkende nadat mijn
moeder zijn naam had geroepen deze man als een ex-vriend van mijn moeder. (...) Doordat
mijn moeder begon te schreeuwen zag ik dat [slachtoffer 1] omkeek en hierdoor lukte het [verdachte] niet
om [slachtoffer 1] te raken niet de hamer. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] wegrende in de richting van Eksterstraat.
Ik zag dat [verdachte] meerder malen probeerde om [slachtoffer 1] te slaan met de hamer maar dat is niet
gelukt. Ik zag dat mijn moeder ook achter [slachtoffer 1] en [verdachte] aanrende. Ik zag dat [slachtoffer 1] rechtsaf
de Eksterstraat in rende. Ik zag toen dat [verdachte] stopte met rennen, ik zag dat hij naar mijn
moeder toe liep die achter hun aangerend was. Ik zag toen dat [verdachte] en mijn moeder ruzie
kregen. Ik zag dat [verdachte] dreigend met de hamer tegenover mijn moeder stond. Ik denk dat
de afstand tussen hun beide vijftig (50) centimeter was. (...) Vervolgens zag ik [verdachte] naar
een auto toe liep. (...) Ik zag dat [verdachte] in zijn auto was gestapt. Ik ben vervolgens in hei
portier gaan staan zodat [verdachte] zijn deur niet dicht kon krijgen en weg kon rijden.
Ik zag dat mijn moeder naast mij in het portier stond. Ik had het idee dat mjjn moeder
[verdachte] tegenhield maar kon dit niet zo goed zien. Ik was met de politie aan het bellen.
Onderwijl ik aan het bellen was zag ik dat [verdachte] uit zijn auto stapte. Ik zag en hoorde dat
hij ruzie maakte mijn moeder. Ik hoorde dat [verdachte] en mijn moeder nog steeds tegen
elkaar aan het schreeuwen waren. (...) Opeens zag ik dat [verdachte] mijn moeder heel hard
weg duwde. Deze duw was zo hard dat mijn moeder op de grond viel. Toen mijn moeder
weer probeerde op te staan zag ik dat [verdachte] naar mijn moeder toeliep en dat hij haar een
hele harde klap op haar achterhoofd gaf.
3. Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2021196413-13 van 26 september 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, p. 8-11.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van slachtoffer [slachtoffer 1] :
Op vrijdag 24 september 2021 (...) was ik samen met mijn vriendin en haar dochter
aanwezig in de woning van mijn vriendin. Mijn vriendin is genaamd [slachtoffer 2] en woont op
het adres [adres 3] te Amsterdam. Omstreeks 21.00 uur verlieten wij met zijn drieën de
woning. Terwijl ik naar de fiets liep en de weg overstak, hoorde ik mijn vriendin
schreeuwen. Ik stond op dat moment ongeveer op tien meter afstand van de honing van mijn
vriendin vandaan. Ik keek achterom in de richting waar mijn vriendin en haar dochter
liepen. Toen ik achterom keek, zag ik dat [verdachte] mijn kant op rende. Ik kende [verdachte] direct
als de ex-vriend van mijn vriendin. Ik zag dat [verdachte] een hamer in zijn rechterhand
vasthield. Ik zag dat [verdachte] meerdere malen slaande bewegingen maakte met de hamer,
in de richting van mijn hoofd.

4. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021196413-3 van 24

september 2021, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, p. 23-24.

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
Op 24 september 2021 (...) belden wij (...) aan bij [adres 4] . Daar deden
een vrouw, [getuige 2] , en een man, [getuige 3] , open. [getuige 2] verklaarde dat zij een vrouw heeft
horen gillen. Daarop is zij samen met [getuige 3] gaan kijken uit het raam, wat uitzicht
heeft op een groot deel van de straat. [getuige 3] verklaarde dat hij zag dat een jongen een
meisje duwde, waarop zij op straat viel. [getuige 3] zag dat twee meisjes de jongen daarna
uit een rode auto trokken, die stond geparkeerd in het parkeervak op de [adres 3] .
=========================================================================
[…]
[…]