In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 24 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1955, was eerder vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, namelijk het voorhanden hebben van een ruimte die bestemd was voor het exploiteren van een hennepkwekerij. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte in de periode van 13 april 2020 tot en met 22 december 2020 te Amsterdam een woning heeft gehuurd met de bedoeling daar een hennepkwekerij op te zetten. Tijdens een controle op 22 december 2020 werd de verdachte aangetroffen in een voertuig nabij de woning, waar in de woning diverse apparatuur voor hennepteelt was aangetroffen. De verdachte heeft verklaard dat hij slechts kort in de woning was geweest en dat hij niet de intentie had om hennepteelt te faciliteren. Het hof oordeelde echter dat de verdachte wist dat de woning bestemd was voor het plegen van misdrijven als bedoeld in de Opiumwet. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op artikel 11a van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.