ECLI:NL:GHAMS:2023:2747

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
23-000971-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj en witwassen van geldbedrag

Op 20 november 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de politierechter. De zaak betreft de tenlastelegging van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj, alsook het witwassen van een geldbedrag van €26.360,-. De feiten dateren van 14 november 2019, toen de verdachte samen met anderen in Amsterdam werd beschuldigd van het bezit van verdovende middelen en het verwerven van geld dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf.

Tijdens de zitting op 6 november 2023 heeft de verdachte verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geldbedrag in de woning waar zij verbleef. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de hennep, hasjiesj en het geldbedrag.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geen geloof gehecht aan de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag, maar concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geld. De beslissing om de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende te gelasten, werd ook genomen. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000971-22
datum uitspraak: 20 november 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 29 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-210965-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
6 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 14 november 2019 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad;
 een hoeveelheid van ongeveer 2400 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep en/of
 een hoeveelheid van ongeveer 711,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj,
(een) middel (len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
zij op of omstreeks 14 november 2019, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een voorwerp, te weten €26360,-, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter ten aanzien van de vraag of het ten laste gelegde wel of niet kan worden bewezen.

Vrijspraak

De verdachte heeft verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van hennep en/of hasjiesj in de woning waarin zij destijds verbleef. Het aangetroffen geldbedrag zou de echtgenoot van de verdachte, [naam 1] , hebben geleend van zijn broer. Het zou bedoeld zijn geweest om aannemers in verband met een verbouwing en het interieur van een nieuwe woning te bekostigen.
Het hof hecht, gezien in het licht van de overige inhoud van het dossier, geen geloof aan de verklaring over de herkomst van het onder 2 tenlastegelegde geldbedrag. De (verdere) bespreking daarvan kan evenwel in het midden worden gelaten, omdat het hof, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, van oordeel is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van dat contante geldbedrag en van de verdovende middelen in de woning, zodat de verdachte van hetgeen haar onder 1 en 2 ten laste is gelegd, moet worden vrijgesproken.

Beslag

De hierna te noemen, nog niet teruggegeven, voorwerpen zijn onder de verdachte in beslag genomen:
2,4 KG Verdovende middelen (goednummer: 5837234);
26360 EUR (goednummer: 5837229).
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 genoemde voorwerp verzocht om teruggave aan de rechthebbende, zijnde [naam 2], de broer van de echtgenoot van de verdachte.
Het onder 1 genoemde voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan de verdachte werd verdacht en zal worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het onder 2 genoemde voorwerp niet haar eigendom is. Aan de verklaring dat het geldbedrag van de broer van de echtgenoot van de verdachte zou zijn geleend, hecht het hof zoals hiervoor is overwogen geen geloof. Het hof kan bij de huidige stand van zaken geen persoon aanwijzen aan wie het geldbedrag zou moeten worden teruggegeven. Het hof zal daarom ten aanzien van dat voorwerp de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 2,4 KG Verdovende middelen (goednummer: 5837234).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 26360 EUR (goednummer: 5837229).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. B.E. Dijkers, mr. J.L. Bruinsma en mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
20 november 2023.
=========================================================================
[…]
[…]