Op 20 november 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de politierechter. De zaak betreft de tenlastelegging van het opzettelijk aanwezig hebben van hennep en hasjiesj, alsook het witwassen van een geldbedrag van €26.360,-. De feiten dateren van 14 november 2019, toen de verdachte samen met anderen in Amsterdam werd beschuldigd van het bezit van verdovende middelen en het verwerven van geld dat afkomstig zou zijn uit een misdrijf.
Tijdens de zitting op 6 november 2023 heeft de verdachte verklaard geen wetenschap te hebben gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geldbedrag in de woning waar zij verbleef. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte met betrekking tot de aanwezigheid van de hennep, hasjiesj en het geldbedrag.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft geen geloof gehecht aan de verklaring van de verdachte over de herkomst van het geldbedrag, maar concludeerde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen en het geld. De beslissing om de in beslag genomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende te gelasten, werd ook genomen. Het arrest is uitgesproken door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.