ECLI:NL:GHAMS:2023:2686

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
200.327.422/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw door grievend gedrag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de onderhoudsplicht van de man jegens de vrouw. De vrouw had in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin haar verzoek om partneralimentatie was afgewezen. De man had in zijn verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep ingesteld, waarin hij verzocht om beëindiging van zijn onderhoudsplicht jegens de vrouw. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw zich grievend heeft gedragen jegens de man, wat heeft geleid tot een onaanvaardbare situatie voor de man om nog langer alimentatie te betalen. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder het huiselijk geweld dat door de vrouw is gepleegd, de psychische en fysieke schade die de man heeft opgelopen, en het voortdurende grievende gedrag van de vrouw na de scheiding. Het hof heeft geoordeeld dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de man te verlangen dat hij bijdraagt aan het levensonderhoud van de vrouw. De bestreden beschikking is vernietigd en het verzoek van de man om niet langer onderhoudsplichtig te zijn is toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.327.422/01
zaaknummer rechtbank: C/15/328002 / FA RK 22-2200
beschikking van de meervoudige kamer van 14 november 2023 in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.M.E. Schreinemacher te Amsterdam,
en
[de Man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. I.S. Kuijken te Haarlem.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 14 februari 2023 uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 12 mei 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking.
2.2
De man heeft op 14 juli 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
De vrouw heeft op 24 augustus 2023 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de man van 31 augustus 2023 met bijlagen (productie 31 t/m 44)
- een bericht van de zijde van de vrouw van 31 augustus 2023 met bijlagen (productie 1 t/m 6).
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 14 september 2023 plaatsgevonden.
Verschenen zijn:
- de advocaat van de vrouw;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
De vrouw is, ondanks behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn [in] 2008 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 23 september 2021
is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van 10 februari 2021.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2011 te [plaats B] (hierna: [minderjarige 1] ),
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 te [plaats C] (hierna: [minderjarige 2] ),
(hierna ook: de kinderen). De kinderen wonen bij de man.
3.3
Bij beschikking van 30 november 2021 heeft de rechtbank bepaald dat het gezamenlijk gezag van partijen over de kinderen wordt beëindigd en alleen de man het gezag over de kinderen toekomt. Bij beschikking van 15 november 2022 heeft dit hof deze beschikking bekrachtigd.
3.4
Bij beschikking van 1 juni 2022 heeft de rechtbank de man vervangende toestemming verleend om met de kinderen twee weken met vakantie te gaan naar de Verenigde Staten. Daarnaast is het verzoek van de vrouw om een omgangsregeling te bepalen tussen haar en de kinderen wegens strijd met de zwaarwegende belangen van de kinderen afgewezen. Haar verzoek tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in haar levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) is door de rechtbank afgesplitst en heeft geleid tot de bestreden beschikking.
3.5
Bij beschikking van 18 juli 2022 heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om bij wege van een voorlopige voorziening te bepalen dat de man aan haar partneralimentatie is verschuldigd, afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is het (zelfstandige) verzoek van de vrouw te bepalen dat de man met ingang van 17 september 2021, althans per datum indiening verzoekschrift, als partneralimentatie maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van € 3.743,75 per maand aan de vrouw zal voldoen, afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt – met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre – te bepalen dat de man aan haar een partneralimentatie van € 3.743,75 per maand zal voldoen, althans een zodanig bedrag als het hof juist acht;
4.3
De man verzoekt primair de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog te bepalen dat hij niet langer onderhoudsplichtig is jegens de vrouw. Subsidiair verzoekt hij de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
Vanwege de samenhang zal het hof de grieven in het principaal en het incidenteel hoger beroep gezamenlijk beoordelen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Aan de orde is het verzoek om partneralimentatie van de vrouw.
De vrouw betoogt dat de rechtbank ten onrechte haar verzoek heeft afgewezen. Zij ontvangt een Wajong-uitkering en heeft daarnaast behoefte aan partneralimentatie. Zij betwist dat zij niet in staat zou zijn om op een juiste wijze met haar geld om te gaan en dat zij haar eigen inkomsten geheel, althans grotendeels besteedt aan astrologische websites, zoals de rechtbank heeft overwogen. Nergens blijkt uit dat zij onverstandig met haar geld omgaat, verplichtingen aangaat die zij niet kan nakomen of dat zij schulden maakt, aldus de vrouw.
De man betoogt dat de rechtbank niet het verzoek had moeten afwijzen, maar het recht van de vrouw op partneralimentatie had moeten beëindigen. Hij verzoekt het hof met klem dat alsnog te doen. De vrouw heeft zich zodanig grievend jegens hem gedragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij van hem een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud verlangt, aldus de man.
5.2
Het hof overweegt als volgt. Op grond van het bepaalde in artikel 1:157 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn of haar levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op diens verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen. Bij de beantwoording van de vraag of van een gewezen echtgenoot een dergelijke bijdrage kan worden gevergd en, zo ja, tot welk bedrag, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval. Hieronder vallen ook niet-financiële factoren, zoals gedragingen van de alimentatiegerechtigde. In uitzonderlijke gevallen kan grievend gedrag van één der gewezen echtgenoten ten opzichte van de ander tot de conclusie leiden dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om van de gewezen echtgenoot een (volledige) bijdrage in het levensonderhoud te verlangen (vgl. HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2058 en HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:695). In het algemeen geldt dat bij de beoordeling of een zodanige situatie zich voordoet terughoudendheid dient te worden betracht, mede gelet op het onherroepelijke karakter van een beëindiging dan wel matiging. Voorts dient te worden bedacht dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een relatiebreuk dan wel echtscheiding gepaard gaat met emoties. Niet iedere vorm van wangedrag dan wel grievend gedrag is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen. Het is aan de alimentatieplichtige om feiten en omstandigheden te stellen die tot dat oordeel kunnen leiden.
5.3
Het hof is van oordeel dat de vrouw zich zodanig grievend jegens de man heeft gedragen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij van de man thans nog een bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud verlangt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat hetgeen de man gemotiveerd heeft gesteld en met stukken heeft onderbouwd omtrent het gedrag van de vrouw jegens hem door de vrouw niet is betwist. Voor het hof staat daarmee het volgende vast.
Binnen het huwelijk van partijen was sprake van veel huiselijk geweld, gepleegd door de vrouw jegens de man. Hij heeft hiervan blijvende gevolgen. Zo is door een harde klap van de vrouw het trommelvlies van de man gescheurd en heeft hij een permanente fluittoon gekregen in zijn oor. Op zijn dijbeen heeft de man een litteken van de bijtwond die de vrouw hem heeft toegebracht. De man heeft meerdere keren tegen de vrouw aangifte van mishandeling gedaan; tot een strafrechtelijke veroordeling is het echter nooit gekomen. Gedurende het huwelijk van partijen zijn diverse hulpverleningsinstanties bij het gezin betrokken geweest vanwege de onrustige opvoedingssituatie van de kinderen. De vrouw heeft tijdens het huwelijk het gezin meerdere periodes verlaten. Na één van die periodes kwam zij zwanger terug. De man heeft dit kind ( [minderjarige 2] ) dat biologisch niet van hem was, opgevoed als zijn eigen biologische kind. Een aantal keer heeft de man aangegeven te willen scheiden van de vrouw. Hij heeft dit echter pas de derde keer doorgezet, nadat hij er – via de school van de kinderen – achter kwam dat niet alleen hijzelf maar ook de kinderen door de vrouw werden mishandeld en bedreigd. Dit was voor hem de druppel die de emmer deed overlopen. Hij heeft hiervan toen ook aangifte tegen de vrouw gedaan. In april 2020 heeft de vrouw de echtelijke woning verlaten en sindsdien draagt de man alleen de zorg voor de kinderen van partijen, feitelijk en financieel. Bij beschikking van 17 juni 2020 heeft de burgemeester van de gemeente [plaats A] aan de vrouw een huisverbod opgelegd; dit verbod heeft - inclusief verlenging - omstreeks een maand geduurd.
De man en de kinderen zijn door de situatie tijdens het huwelijk ernstig beschadigd geraakt. Zowel bij de man als bij [minderjarige 1] is een posttraumatische stressstoornis gediagnosticeerd. De man is daarvoor in behandeling bij [X] . Inmiddels is hij niet meer werkzaam voor zijn vennootschappen. Na het vertrek van de vrouw uit de woning is zij recent, tot schrik van de man, in een huurappartement in de buurt gaan wonen. De vrouw zoekt continu contact met de man en de kinderen en staat regelmatig onaangekondigd bij hen voor de deur. Dit is afhankelijk van haar stemming en komt niet alleen overdag voor, maar ook ’s avonds laat of ’s nachts. Zij wil dan binnenkomen en gaat schelden als dat niet mag. Zij is zelfs voor de deur in een bakfiets gaan slapen. Ook verstuurt de vrouw tot op heden grote hoeveelheden e-mails (tientallen per keer) met belastende informatie over de man aan (hulpverlenings)instanties, kranten en tv-programma’s, ook aan de advocaat van de vrouw, en deelt zij deze informatie op sociale media. De man is noodgedwongen altijd waakzaam omdat hij heeft moeten ervaren dat de berichten die de vrouw stuurt naar betrokken hulpverleners en professionals verstrekkende gevolgen kunnen hebben. De stroom berichten is nog niet gestopt. De vrouw deelt nog altijd medische informatie en privé-gegevens van de man. Haar teksten zijn de laatste tijd onnavolgbaar. Een nieuw contactverbod aanvragen is volgens de advocaat van de man niet zinvol, naar het hof begrijpt omdat dit gezien de psychische toestand van de vrouw geen resultaat zal hebben. De huisarts heeft de man gezegd dit te accepteren, hij zag ook geen manier om het gedrag van de vrouw te stoppen. Het hof acht voldoende aannemelijk dat de man, die door toedoen van de vrouw psychisch en lichamelijk is beschadigd en PTSS heeft opgelopen, met deze situatie slecht kan omgaan, en heeft zijn wanhoop op de zitting gezien. Het gedrag van de vrouw stopt niet. Dit gedrag van de vrouw houdt de tijdens het huwelijk door haar toedoen ontstane trauma’s levend. Het belemmert hierdoor de man en de kinderen van partijen bij het vormgeven van hun leven in de fase na de echtscheiding. De man is in 2020 arbeidsongeschikt geraakt. Op dit moment werkt de man twintig uur per week in loondienst bij de [werkgever] . De prognose van de verzekeringsarts van het UWV is dat zijn belastbaarheid niet of nauwelijks zal veranderen.
5.4
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de vrouw met haar grievende gedrag jegens de man en de kinderen tijdens het huwelijk de grenzen van het toelaatbare in vergaande mate heeft overschreden. Het grievende gedrag duurt nog steeds voort. Ter zitting in hoger beroep heeft het hof kunnen constateren dat de man, die alleen belast is met de feitelijke en financiële zorg voor de kinderen van partijen en gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, nog altijd in ernstige mate lijdt onder het gedrag van de vrouw. De man is blijvend beschadigd geraakt en komt nauwelijks toe aan traumaverwerking, omdat hij nog altijd met het grievende en intimiderende gedrag van de vrouw wordt geconfronteerd. De vrouw heeft hem – naar eigen zeggen – kapot gemaakt. Dat dit gedrag van de vrouw waarschijnlijk is ingegeven door een psychische stoornis (Borderline persoonlijkheidsstoornis; zij is onlangs ook in een gesloten instelling opgenomen geweest) en dat deze stoornis al bestond tijdens het huwelijk van partijen, ontneemt aan haar gedrag niet het grievende karakter. Deze omstandigheid doet niet af aan de enorme, negatieve impact die dit gedrag op de man en de kinderen heeft gehad en nog steeds heeft. Het betekent evenmin dat het hof hierop niet ten nadele van de vrouw acht mag slaan. Dat de vrouw de man niet bewust wil beschadigen, maar slechts ‘haar ei kwijt wil’ – zoals haar advocaat op de zitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht – maakt het lijden van de man en de kinderen onder dit gedrag niet minder. Tot slot acht het hof, anders dan de rechtbank, niet doorslaggevend dat het grievende gedrag van de vrouw al tijdens het huwelijk bestond en tot op zekere hoogte deel uitmaakt van het gezamenlijk verleden van partijen. Ook dit ontneemt immers niet het grievende karakter aan het gedrag en de enorme impact daarvan op de man en de kinderen. Uit deze omstandigheid volgt juist dat geen sprake is van ‘niet ongebruikelijk gedrag bij een relatiebreuk’. Alles afwegende is het hof van oordeel dat het in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is van de man te verlangen dat hij nog langer in het levensonderhoud van de vrouw bijdraagt.
5.5
Hieruit volgt dat het incidenteel appel slaagt. Het principaal appel behoeft geen verdere bespreking. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook vernietigen en het verzoek van de man – te bepalen dat hij niet langer onderhoudsplichtig is jegens de vrouw – alsnog toewijzen.

6.De beslissing

Het hof:
in principaal hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep;
in incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 14 februari 2023, en opnieuw beschikkende:
bepaalt dat de man niet langer onderhoudsplichtig is jegens de vrouw.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. A.N. van de Beek en mr. M.J. Alt-van Endt, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 14 november 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.