Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Bewijsoverweging
het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]) heeft gesproken, waarop [medeverdachte 2] bevestigend antwoordt en zegt dat ze met z'n drieën gaan verklaren.
Strafbaarheid van de verdachte
behoefdete bieden. In het bijzonder is niet aannemelijk geworden dat de bedreigingen zodanig concreet en ernstig te nemen waren, dat voor de verdachte geen andere weg overbleef dan het medeplegen van een gewapende overval op een winkel. Naar het oordeel van het hof waren er voor de verdachte alternatieven voorhanden, zoals het inschakelen van de politie of het laten betalen van het geldbedrag door zijn ouders, welke te verkiezen waren boven het medeplegen van een gewapende overval. Bij dit oordeel speelt ook een rol dat de verdachte zich er terdege van bewust was dat een gewapende overval een zeer ernstig feit is. Hij had kunnen en moeten bedenken dat een dergelijk feit een zeer ingrijpende en mogelijk ook traumatische ervaring zou zijn voor de slachtoffers daarvan. Bovendien was het de verdachte voorafgaand aan de overval duidelijk dat daarbij een minderjarige jongen werd ingezet, hetgeen mede maakt dat hij echt naar alternatieven had moeten omzien. Dat heeft hij echter niet gedaan, maar hij heeft het probleem en de druk waarmee hij werd geconfronteerd afgewenteld op de slachtoffers in de winkel en daarbij een kind betrokken.
Oplegging van straf
first offender. Voorts houdt het hof rekening met de op de verdachte uitgeoefende psychische druk waaronder hij het feit heeft gepleegd. In deze omstandigheden ziet het hof aanleiding een groter deel van de op te leggen gevangenisstraf, te weten 11 maanden, voorwaardelijk op te leggen. In zoverre wordt afgeweken van het oordeel van de rechtbank. Voor de oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel beperkt is tot de duur van het voorarrest is het gepleegde feit echter veel te ernstig.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.