Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
.Daarbij komt dat de door [appellant] ingestelde vordering (nog steeds) strekt tot betaling aan hem en niet tot betaling aan de deelgenoten gezamenlijk.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtsvordering van [appellant] tegen [geïntimeerden]. [Appellant] was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vordering was afgewezen. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellant] zelfstandig een rechtsvordering kon instellen, terwijl hij samen met [naam] eigenaar was van de woning waar het geschil om draait. De kantonrechter had geoordeeld dat [appellant] niet-ontvankelijk was in zijn vordering omdat deze niet namens de gemeenschap was ingesteld, maar alleen voor zichzelf. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat [appellant] niet had aangetoond dat hij de vordering namens de gemeenschap had ingesteld, zoals vereist door artikel 3:171 BW. Het hof oordeelde verder dat de volmacht die [appellant] had overgelegd, niet geldig was omdat deze na de inleidende dagvaarding was opgesteld. Het hof verklaarde [appellant] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter voor het overige. [Appellant] werd veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.