Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
[appellant] van een ambulance in de wasstraat met de sleutels er nog in. Dit incident is met [appellant] besproken door zijn leidinggevende [naam 1] (verder: [naam 1]).
[appellant] met de ambulance (zonder patiënt), waarbij de maximum snelheid ruimschoots zou zijn overtreden en waarbij ook zonder aanleiding over de vluchtstrook zou zijn gereden.
Er zijn meerdere collega’s die te snel rijden, daar ben ik er één van.” Namens Ambulance Amsterdam heeft [naam 1] laten weten dat de grens voor Ambulance Amsterdam was bereikt en dat [appellant] met onmiddellijke ingang werd geschorst. Volgens [naam 2] werd deze keuze gemaakt op basis van zijn houding en gedrag welke Ambulance Amsterdam niet passend vindt binnen haar organisatie. Ambulance Amsterdam heeft [appellant] een vaststellingsovereenkomst aangeboden, om in onderling overleg de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
[appellant] op 29 augustus 2022 laten weten niet akkoord te gaan met beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Via deze weg wil ik jullie informeren over het volgende:
Beide partijen doen geen negatieve uitlatingen over elkaar richting derden.” Door [appellant] is daarbij met pen bijgeschreven: “
of intern.” [appellant] heeft de overeenkomst op 7 oktober 2022 getekend en retour gestuurd.
Op deze wijze informeren jullie over de volgende situatie:29 augustus jl. is er met jullie informatie gedeeld over het op non-actief stellen van een medewerker ([appellant]) met onmiddellijke ingang. Het incident waarover werd geschreven en het onderzoek wat daarna heeft plaatsgevonden is afgerond.Naar aanleiding van de uitkomsten van dit onderzoek is gebleken dat er vanuit Ambulance Amsterdam onvoldoende vertrouwen en voldoende aanleiding is om de arbeidsrelatie te beëindigen. Met wederzijdse instemming is dan ook besloten door Ambulance Amsterdam om te komen tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [appellant] per 1-12-2022. Tot die datum (1-12) zal [appellant] geen werkzaamheden meer verrichten in de organisatie. Vanzelfsprekend is de inhoud van het onderzoek vertrouwelijk. Wij vragen jullie ook met de inhoud van deze mail vertrouwelijk om te gaan.
Van cliënt heb ik vernomen dat een negatief bericht intern is verspreid door het
[appellant] kan de berichtgeving leiden tot reputatieschade, is het onmogelijk om negatieve beeldvorming vanuit teamleden naar de buitenwereld te voorkomen en is dit kwaad mogelijk al geschied.
[appellant] bericht:
Naar aanleiding van jouw eerdere bericht met betrekking tot het ontbinden van de VSO hebben we juridisch advies ingewonnen. Wij begrijpen dat de terminologie die in het communicatiebericht richting het team heeft gestaan negatief kan worden uitgelegd en zijn dan ook bereid een interne rectificatie te sturen, op voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst alsnog wordt beëindigd door middel van een VSO. Om zeker er van te zijn dat je je in de nieuwe tekst kan vinden, willen we dit dan ook eerst aan jou voorleggen.
“
De mail van 13 januari heb ik in goede orde ontvangen. [naam 1] en ik hebben [naam 4] van de RAV Haaglanden teruggebeld op zijn verzoek en hem te woord gestaan. Er was eerst enige onduidelijkheid over de achternaam, die wij niet kenden. [naam 4] heeft ons ingelicht over jouw naamswijziging. Hierna heeft hij ons gevraagd of het klopt dat jij momenteel op non-actief bent gesteld. Dit hebben wij bevestigd. Wij hebben aangegeven dat de situatie nog niet is afgehandeld, maar dat het zeker niet te maken heeft met jouw skills als verpleegkundige. [naam 4] gaf aan dat hij hiermee voldoende was geïnformeerd. Hierna is het gesprek beëindigd.”
3.Beoordeling
[appellant] aan dat de opzettelijke schending van de vaststellingsovereenkomst als gevolg waarvan [appellant] niet meer aan het werk komt en de reactie op die situatie, dient mee te wegen bij de vraag of de arbeidsovereenkomst al dan niet dient te worden ontbonden.
[appellant] meent van niet, ook omdat hem als verpleegkundige geen enkel verwijt wordt gemaakt.
Grief 9 faalt eveneens.
Richtlijnen bij informatieverstrekking van medewerker aan werkgever” onder 4.9. bepaald: “
De medewerker tegen wie een proces-verbaal is opgemaakt in verband met een misdrijf of overtreding (waarbij de RAV direct of indirect is betrokken) meldt dit onmiddellijk aan zijn leidinggevende. De medewerker legt een oproep om voor de rechter te verschijnen in verband met een misdrijf of overtreding onmiddellijk voor aan zijn leidinggevende.” Gelet op voornoemde richtlijn had [appellant] melding moeten maken aan zijn leidinggevende bij Ambulance Amsterdam dat tegen hem proces-verbaal was opgemaakt wegens voornoemd misdrijf. Daarnaast had [appellant] aan zijn leidinggevende moeten melden dat hij was opgeroepen om op 23 november 2021 voor de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland te verschijnen in verband met de verdenkingen wegens ontucht. Vast staat dat [appellant] hiervan geen melding heeft gedaan. Verder staat vast dat de strafrechtelijke veroordeling heeft plaatsgevonden voordat de ontbindingsprocedure bij de kantonrechter aanhangig was gemaakt die heeft geleid tot de bestreden beschikking waarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van
1 april 2023 is ontbonden. Dat er nog geen sprake was van een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling maakt niet dat [appellant] niet verplicht was hiervan melding te doen aan Ambulance Amsterdam. Het hof is van oordeel dat het in strijd met de Gedragscode niet melden door [appellant] van de strafrechtelijke procedure aan zijn leidinggevende bij Ambulance Amsterdam eveneens is aan te merken als (ernstig) verwijtbaar handelen.