ECLI:NL:GHAMS:2023:2596
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de Vereniging van Eigenaars bij ongedaanmaking van wijzigingen in gemeenschappelijke gedeelten van een appartementsgebouw
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een geschil tussen appartementseigenaren over wijzigingen in een gemeenschappelijk trappenhuis van een nieuw te bouwen appartementsgebouw. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. K. Tülü, heeft de vordering ingesteld om de door de geïntimeerde aangebrachte wijzigingen in het trappenhuis ongedaan te maken. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.J. Kikkert en haar kantoorgenoot mr. R.R. de Kruijf, heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de wijzigingen noodzakelijk waren als gevolg van gemeentelijke eisen en dat de vordering niet toekomt aan de appellant in privé, maar aan de Vereniging van Eigenaars (VvE).
De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft de vorderingen van de appellant afgewezen, met de overweging dat de appellant geen belang heeft bij de vordering en dat de wijzigingen het gevolg zijn van gezamenlijke afspraken. In hoger beroep heeft de appellant vier grieven aangevoerd, waarin hij betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft aangenomen dat de wijzigingen noodzakelijk waren en dat hij geen belang heeft bij herstel van de situatie.
Het hof heeft geoordeeld dat de toe-eigening van het gemeenschappelijke trappenhuis door de geïntimeerde in strijd is met de splitsingsakte, maar dat de appellant de vorderingen niet namens de VvE heeft ingesteld. Het hof heeft de grieven van de appellant verworpen en het bestreden vonnis bekrachtigd, waarbij de appellant in de kosten van het geding in hoger beroep is veroordeeld. Het arrest is gewezen op 17 oktober 2023.