Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“ik zit overspannen thuis. (…) Anders dan misschien te vermoeden valt, is de kwestie van het verbetertraject op de [Y] slechts een mineure factor. Dat verloopt voorspoedig.
“Het is een punt van aandacht dat de kans op sterven aan injectie (de nog experimentele gentherapie die een vaccinerend effect beoogt tegen Covid19) ongeveer 20x hoger is dan de kans te sterven aan de ziekte. Voor kinderen onder de 20. (…)
“U verwijst in de mail van 23 september 2021 naar uw functieomschrijving. U vindt kennelijk dat het tot uw functieomschrijving behoort om wettelijke voorschriften, schoolbeleid en gebeurtenissen uit de recente geschiedenis ter discussie te stellen en/of aan te vullen. Dat is niet zo. U mag uiteraard denken en vinden wat u wilt, u dient zich echter op school en in de lessen te houden aan het curriculum en het schoolbeleid. SOVON hanteert eenneutraalbeleid ten aanzien van de vaccinatie van jongeren. Dat verwachten we ook van u. Onze scholen zijn niet het verlengstuk van de vaccinindustrie. Wij willen niet dat u de boodschap verspreidt dat dit wel zo is. Wij hebben er geen behoefte aan dat u schoolleiders en HR-medewerkers wijst op de risico’s van vaccinatie of op samenzweringstheorieën. Het is ook niet uw taak om docenten te controleren. U mag er op vertrouwen dat wij leerlingen kritisch leren denken, en dat we in dat kader verschijnselen zoals complotdenken en samenzweringstheorieën behandelen. Dat behoort echter niet tot uw taakomschrijving.
“(…) Onze leerlingen worden door het neutrale, gezagsgetrouwe SOVON beleid gepusht en gechanteerd richting vaccinatie; richting het dragen van mondkapjes; richting hersenloze onderwerping aan een systeem wat niet hun hoogste welzijn nastreeft, maar zijn eigen belangen.(…) Zonder één regel te overtreden kunt u heel veel betekenen voor onze leerlingen. Wat simpele informatie ter beschikking stellen bijvoorbeeld. Dat is niet onwettig. Zelf ben ik niet bereid om straks voor een Neurenberg tribunaal te staan en te zeggen: ja ik wist het wel maar ik deed niets want dat mocht ik niet van mijn chef.”
“(…) Ik sta hier, op de openbare weg, buiten de school, omdat ik ben….geschorst. (…) In september 2021 heb ik de directie geïnformeerd over mogelijke risico’s van de injectie. (…) Toen de rectoren op mijn beide scholen zich niet bereid toonden om naast de GGD propaganda ook nog onafhankelijke informatie van artsen beschikbaar te stellen, heb ik vervolgens de SOVON voorzitter geïnformeerd. Dat leidde eerst tot Berisping, toen tot een Schorsing, en nu gaan we richting ‘Beëindiging arbeidsovereenkomst’. (…) Er is géén reden om aan te nemen dat deze injectie veilig is. (…) Stop daarom met deze injecties, hoezeer je ook gechanteerd wordt middels schoolreisjes naar Parijs (…).”
3.Beoordeling
grieven 1, 2, 3 en 7bestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. [appellant] stelt dat hij met de brief die hij op 25 januari 2022 in de lerarenkamer van het [X] Gymnasium heeft gelegd, enkel de mening van een vriend heeft gedeeld die op zijn beurt zelf ook niets zegt over de coronavaccins. Daarmee heeft hij dus niet het verbod om informatie over coronavaccins te verstrekken, overtreden. De kantonrechter heeft de brief die [appellant] in de lerarenkamer heeft gelegd (zie rov. 2.18) ten onrechte meegewogen als oorzaak voor een verstoorde arbeidsverhouding die de ontbinding van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt. [appellant] betwist ook dat hij bij herhaling, ondanks een berisping en schorsing, is doorgegaan met het verstrekken van informatie en verzoeken heeft gedaan aan het bestuur van SOVON om zijn informatie te (laten) verspreiden. [appellant] heeft zich steeds gehouden aan de voorschriften en de waarschuwingen exact nageleefd. Voorts betwist [appellant] dat SOVON voldoende heeft gedaan om de impasse te doorbreken. SOVON heeft wel gesprekken met [appellant] gevoerd en coaching aangeboden, maar dat was in het kader van het verbetertraject en het functioneren van [appellant] en had niets te maken met de verstoorde arbeidsverhouding. SOVON heeft ten onrechte geen mediation aangeboden en heeft zich meteen formalistisch en strikt opgesteld. Tot slot stelt [appellant] dat geen of onvoldoende gewicht is toegekend aan het feit dat hij zijn mening heeft geventileerd binnen een gymnasium, een instituut dat zelf een cultuur van openheid en bescherming van andersdenkenden predikt, maar dat in het geval van [appellant] niet in de praktijk heeft gebracht. Van een redelijke ontslaggrond is ook om deze reden geen sprake, aldus steeds [appellant] .
grieven 5 en 6stelt [appellant] zich op het standpunt dat de beperking van zijn grondrecht van vrijheid van meningsuiting zowel in formele als in materiële zin niet aan de voorwaarden van artikel 10 lid 2 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) voldoet. [appellant] stelt daartoe allereerst dat deze beperking niet bij wet is voorzien. Het algemene instructierecht van artikel 7:660 BW biedt een werkgever niet de wettelijke basis voor deze inperking. Bovendien is niet voldaan aan de criteria van het zogeheten Herbai-arrest van het Europese Hof voor de Rechten voor de Mens (hierna: EHRM) van 5 november 2019 (EHRM 5 november 2019, no. 11608/15, ECLI:CE:ECHR:2019:1104JUD001160815). De uitspraken van [appellant] zijn niet schokkend, het zijn geen samenzweringstheorieën of iets dergelijks; ze wijzen enkel op omstandigheden die reeds openbaar zijn. [appellant] handelde uit een diepgevoelde overtuiging. Hij maakte zich grote zorgen om de gezondheid en het welbevinden van de leerlingen en de collega’s. [appellant] betwist dat SOVON enige schade heeft geleden door zijn informatieverspreiding. Volgens [appellant] is de sanctie van ontslag te zwaar.
grief 8betoogt [appellant] dat hij met zijn acties die tot het ontslagbesluit hebben geleid ook misstanden aan de kaak heeft gesteld en dat de kantonrechter ten onrechte geen uitvoering heeft gegeven aan artikel 7:658c BW. Volgens [appellant] had SOVON zijn brief van 19 september 2021, zijn e-mail van 23 september 2021 aan [naam 1] en de brief van 26 januari 2021 die hij in de lerarenkamer heeft gelegd, als een melding in de zin van dit artikel moeten aanmerken.
Grief 8faalt.
grief 9betoogt [appellant] dat SOVON ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Allereerst is de schorsing niet conform de eisen van de toepasselijke cao gegeven. Ook is de handelwijze van SOVON tijdens het re-integratietraject ernstig verwijtbaar. SOVON heeft [appellant] in een verbetertraject gepusht, terwijl hij arbeidsongeschikt was. Bovendien wilde SOVON, ondanks het advies van de bedrijfsarts, geen mediation. [appellant] meent daarom recht te hebben op een billijke vergoeding.
Grief 9faalt derhalve.
grief 4faalt derhalve. Nu het verzoek van SOVON tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet ten onrechte is toegewezen, bestaat geen grond voor herstel van de arbeidsovereenkomst of toekenning van een billijke vergoeding, een en ander als bedoeld in artikel 7:683 lid 3 BW.